-door Mirjam Adriaans, foto's Ronald Rietman-
Wie gisteren besloten heeft om vanwege voetbal, verkiezingen of anderszins niet naar het dubbelconcert van Lieven Tavernier en Göze in het Muziekcentrum in Eindhoven te gaan heeft heel wat gemist. Ad van Meurs presenteerde namelijk twee topacts uit Gent. Wim Claeys en Maarten Decombel zorgden voor een prettig gestoord begin van een avond die met Lieven Tavernier indrukwekkend eindigde.
GÖZE
Gezellig Onderuit Zonder Elektriek trad op als 'special'. Dat betekent dat er wel ingeplugd werd, maar het was zeker nog gezellig met een prettig gestoorde Wim Claeys op accordeon. Hij vertelde op zijn eigen, droog-komische manier, over de stokoude Joseph Perrier, die krom van de reuma (Claeys demonstreerde meteen even hoe dat eruitzag) toch zijn viool bespeelde toen ze hem opzochten in de Auvergne. Daaruit hebben ze inspiratie gehaald voor een compositie en uit allerlei andere traditionele muziek. Zo krijgen we scottische, casabar, polska en andro voorgeschoteld. Dansbaar, maar minstens zo mooi om naar te luisteren. Decombel speelt rustig zijn gitaar. Als persoon valt hij niet zo op in dit duo, maar zijn spel is er niet minder om.
Na de pauze kondigt Van Meurs aan dat de artiest die het podium gaat betreden erom bekend staat dat hij nogal zenuwachtig is. En inderdaad, Lieven Tavernier zucht en zucht nog eens, wrijft eens over zijn voorhoofd en vraagt bij het eerste nummer timide "Is 't professioneel genoeg?" Wat mij betreft hoeft hij zich daar geen zorgen om te maken. Zijn liedjes zijn zo wonderlijk mooi dat je als vanzelf gaat luistereren. Zijn zachte stem, met soms iets breekbaars erin, overtuigt het publiek al snel. De steun van de band wordt ook meteen zichtbaar. Nils De Caster (viool, mandoline, lapsteel), Mario Vermandel (contrabas) en Yves Meersschaert (piano en accordeon) blijven naar Tavernier kijken, volgen al zijn bewegingen. De Caster roept iets in de trant van 'allez' om hem in het gareel te krijgen.
Lieven Tavernier
Met De Drie Zonen begint hij al indruk te maken op de toehoorders. Het is een prachtig verhaal over boerenzonen die moeten vechten voor hun bestaan. Kleinschalig, zoals de liedjes van Tavernier allemaal zijn. Over mensen uit het gewone leven, die hij zo bijzonder weet te maken met zijn teksten. Muisstil is het, zelfs geen kuchje komt er uit de zaal, die slechts de oren spitst om te horen hoe het ging met de te vroeg geboren Albert-Willem of met rijkeluisdochter Valerie, waarbij het kippenvel toeslaat, omdat het zo ingetogen begint met slechts de akoestische gitaar, waarna de lapsteel zich er zachtjes in mengt en de rest, ach dat vergeet je gewoon. Gent is het onderwerp in De Klokken van Sint-Baafs, die ook weer terugkomen in Kerstdagmorgen. Lieven Tavernier dringt zich aan niemand op, blijft bijna verlegen met zijn gitaar op het podium zitten, neemt even de mandoline over van De Caster, en verontschuldigt zich vervolgens bij de eventuele mandoline-spelers in de zaal. Ik geloof niet dat er iemand zit die hem wat dan ook kwalijk neemt. Die prachtige teksten, die heerlijke kleine verhalen maken alles goed wat er muzikaal misschien af en toe fout gaat. Bovendien heeft zijn begeleidingsband genoeg kwaliteit in huis om het allemaal heel mooi te laten klinken. Een staande ovatie is een gebruikelijk ritueel bij een theaterconcert, maar deze keer is het net wat spontaner. Men heeft echt genoten. Hij brengt als toegift zijn meest bekende lied: De Fanfare Van Honger En Dorst. Nee, het staat (nog) niet op een van zijn eigen cd's, maar werd wel opgenomen door Jan de Wilde en later o.a. door Gerard van Maasakkers, die er veel succes mee oogstten bij hun publiek. Tavernier is echter de schrijver van dit Gentse stadslied en hij brengt met zijn band een mooie versie die uitmondt in een lang instrumentaal einde met een bluesy touch. Dan wordt het tijd om weer terug te keren op aarde, maar het dromerige gevoel blijft nog een hele tijd hangen...