-Door Henk Hoogenstraaten, foto’s Lieve Boussauw-
Het Brugges Festival biedt dit weekeinde een even merkwaardig als onderhoudend programma. Gisteravond (vrijdag 07-11) twee geheide publiekstrekkers:  Lieven Tavernier met de première van zijn gloednieuwe album Wintergras en het Amerikaans-Ierse quintet The Gloaming, dat voor het eerst in België er meteen een gedenkwaardig concert van maakt. Waar deze verrassing van het jaar als topband wereldwijd van Australië tot Amerika uitverkoopt, loopt de Brugse Stadschouwburg vreemd genoeg slechts voor ruim de helft vol. 

De tweede dag, of beter een lange zaterdagmiddag, programmeert het festival voor maximaal 80 man publiek een minder catchy eclectische line-up van Vlaams singer-songwriter via Frans chanson en fado tot een bijzonder afsluitend  project van violist-componist Wouter Vandenabeele met een resem aan Turkse muzikanten. Maar daarover later meer. Overigens zou er ook nog een zaterdagavond-programma zijn, maar dat is geannuleerd vanwege de matige kaartverkoop. 


LIEVEN TAVERNIER

De vrijdagavond wordt geopend door Lieven Tavernier. Na zijn ‘uitstapjes’ met popproducer Koen Gisen (An Pierlé) op zijn album Witzand en zijn brass-geörienteerd album Fanfare van Honger en Dorst, blijkt singer-songwriter Lieven Tavernier nu met Wintergras min of meer terug te keren naar zijn core business: In akoestische rootsy snaren-folk gedompelde gevoelige liedjes. Tavernier klonk nog nooit zo breekbaar.

Wij maken met oorlogen, ebola, economische crisis, en IS natuurlijk zorgelijke tijden door. Bovendien bezingt Tavernier sowieso liever de mislukkingen in de liefde en de geselingen des levens. Maar zoveel leed als nu voorbij komt…! Daar helpt geen moedertje lief aan, zelfs niet de jeugdige uitstraling en de koortjes van de ‘backing vocals’ Eva en Kapinga Gysel (Zita Swoon). Zang, cello, dobro, gitaren, toetsen en teksten, alles staat in dienst van M&M: mineur & melancholie. 



De uitstraling van Tavernier is niet anders, hij slaat geregeld de handen voor zijn ogen, worden de emoties hem teveel? Een enkele keer trekt pianist/producer Yves Meersschaert hem met fraai twinkelende toetsen uit het moeras, of breken zonnige pianoakkoorden het laaghangend wolkendek open.



Natuurlijk kan Tavernier zijn humor niet constant verbergen. Verbindende teksten zijn een probleem als je zenuwachtig bent, dus heeft hij daar een gimmick van gemaakt. Hij vraagt zijn muzikanten assistentie die dan stuk voor stuk iets zeggen in de trant van: ‘wat nu volgt is wat mij betreft het mooiste liedje van de nieuwe plaat van Lieven, Wintergras, maar zo heet dit nummer niet…’ Zelf zegt hij af en toe iets: ‘Als je het nummer niet herkent kan dat kloppen want het is nieuw en staat op mijn album’. Of over de prachtige historische cultuurtempel waarin hij hier mag staan: ‘What a beautifull place, als jullie dat straks van die Ieren horen, doe dan net of je het voor het eerst hoort…

Lieven Tavernier
Lieven Tavernier - foto Lieve Boussauw

Hij opent zijn cd-première met het titelnummer: Wintergras. Het geluid is nog niet in balans, het koortje klinkt te hard, Tavernier te zacht, de elektrische bas (Klaas Delvaux) te hard, het orgeltje (Yves Meerschaert) te zacht. Maar ik hoor wel meteen welke kant ’t op gaat: 



Er is de pijn die komt, de pijn die niet meer weggaat 

Droog je tranen, want er komt nog meer

Als wintergras moet je gaan liggen

Als wintergras leg je maar neer.




Zoals in zijn gehele oeuvre duikt ook hier de Kerstdagmorgen weer op. Bij het volgende nummer is het geluid helaas nog niet op peil, maar toch al dermate voldoende om te horen dat het opnieuw over de liefde gaat: …als je alles krijgen kan, kan je toch verliezer zijn’. Die deceptie overkomt hem op het Gentse Emile Braun Plein. Zij – ‘met die donkere ogen, waarvoor geen woorden zijn’ – zei dat ze niet vrij was… De twinkelende piano biedt troost. 

La Belle Dame Sans Merci intrigeert door het almaar terugkerend Franstalig refreintje van het zalvend koortje én de heerlijke dobro van Gijs Hollebosch. Waar Tavernier gitarist Bruno Deneckere (ook mondharmonica) zijn ‘Brother in Arms’ noemt is Hollenbosch ‘my Cousin in Arms’. 

Het geluid raakt nu gelukkig voldoende bijgeschaafd.



In de dagen van mijn duisternis  klinkt donker met zware pianoakkoorden en diep grommende elektrisch basgitaar: ‘Eenzaamheid wordt je vriend, als je verliest, als je niet meer wint.’. 
Een gevoelig intro op cello (Klaas Delvaux) zet de intieme toon voor De Schoonheid van de mist met een melancholiek koortje ‘Je was zover  van mij. Je komt steeds dichterbij’. Zo’n  ‘naakt’ gearrangeerd nummer – naast cello enkel nog wat pianoklanken – raakt het meest. 


Na de fraaie gitaarsong Eenzaamheid is geen kwaaie vriend met opbeurend snaargetokkel, volgt er nog zo’n prachtige naked song Tijden van angst. ‘Laat niemand binnen die je niet kent, wordt het nieuwe gebod’, maar zo zegt Tavernier: ‘Als er aan je deur wordt geklopt, wees niet bang, wees niet bevreesd. Het zal iemand zijn die jij niet kent, iemand die jou nodig heeft’. Dan volgt een welhaast Dylanesque litanie over wie het zou kunnen zijn. Om er een paar te noemen: …’Een blinde die nooit heeft gezien dat iemand om hem gaf. Een dove die nooit heeft gehoord dat iemand met hem sprak. Een knecht die vernederd wordt, zolang er bazen zijn. Het is een Serf, een Kroaat, een Turk, een Algerijn, het is een zigeuner, een paria, een Jood, het is Boeddha, het is iedereen…  je zuster, je broeder, je kind’.


Als in Toscane zijn lief vetrokken is klinkt wrange verslagenheid met “Gaat het nu beter zonder mij?”. Dan is er opnieuw zo’n naakt kippenvelnummer met enkel gitaar, piano en poëtische titel: Zij vlecht de lente in haar haar.  De avond kan niet meer stuk. Maar we zijn er nog niet. Er volgt een intrigerend citaat van Vasalis met  ‘Het werd, het was, het is gedaan’ en een exact passende gevoelige afsluiting: Laat de nacht je vriend zijn. We hebben alle elf nummers van zijn nieuwe album gehoord, beleefd en genoten. Het onophoudelijk dankbare applaus wordt de zanger bijna teveel. Hij weet nog net zijn tranen weg te slikken om ons in zijn toegift te verblijden met alweer een nieuw arrangement rond zijn eeuwige super-hit De fanfare van honger en dorst

THE GLOAMING

Na de pauze is de zaal nóg een beetje leger. De vertrekkers hebben kennelijk geen benul wat ze gaan missen. Toen ik begin dit jaar hun gelijknamige debuutalbum hoorde was ik onder de indruk, nu ik ze voor het eerst live meemaak ben ik verbijsterd. The Gloaming toont zich een supergroep met moedige stijldoorbrekende hedendaagse folk, ten volle doordesemd van traditionele Keltische roots. 



Deze Amerikaans-Ierse groep boeit van begin tot eind met intensiteit, dynamiek, muzikaliteit en indringende zang. Stuk voor stuk zijn het begaafde muzikanten,  samen zijn ze geniaal. Ze componeren nieuwe muziek, met steeds de Ierse traditionele muziek in hun achterhoofd. Maar zodra je dat denkt, lijk je in Necklace of Wrens opeens in een weemoedig zachte IJslandse pianosong weg te dromen, of is er een Arabische hint als de pianist de klankkast inkruipt om  de tonen die hij met de ene hand op de toetsen bespeelt met de andere te dempen en zo het geluid van een een Ud nabootst, een Arabische luit. Daarmee wordt een lied ingeleid met de vreemde titel Song 44, een 800 jaar oud gedicht, waarin een man droomt over zijn geliefde.



Als vanzelf gaat die song over in de super traag gespeelde reel The Sailor’s Bonnet op viool, maar als de violist met zijn voet het ritme begint mee te stampen weet je hoe laat het is. Het tempo gaat de hoogte in. Hij gooit er nog enkele onbekendere reels tegenaan en er ontstaat een muziekstuk vergelijkbaar met de Opening Set van hun debuutalbum, waarin ze een reel uitbouwen tot een akoestisch muziekstuk van ruim een kwartier, waarin woedend vioolspel afgewisseld wordt met subtiele pianoklanken of een dromerige hardanger fiddle om opnieuw naar een climax toe te werken. Het is deze dynamiek die het voorspelbare van het meeste reels & jigs-werk overstijgt en die het publiek bijna uit hun stoelen doet springen. Vervolgens valt je mond open van verbazing bij de verstilde supertrage aanpak van de oude jig Hunting The Squirrel met een roerende omarming van viool en hardanger fiddle bij enkele piano akkoorden.

Wanneer eerst de violist en later de zanger in de summiere verbindende teksten het hebben over ‘this beautifull place’ klinkt er besmuikt gelach vanuit de zaal… 



The Gloaming
The Gloaming - foto Lieve Boussauw

De belangrijkste musicus in dit gezelschap is Martin Hayes. Deze bijzondere Ierse violist vindt steeds een verfijnde balans tussen teder en krachtig. Dat leidt evengoed tot slepende bijna hypnotiserende melodieën, als uitspattingen in de allerhoogste versnelling. Zelfs als zijn strijkstok razend over de snaren danst, blijft de detaillering overeind. Hij voelt zich ondersteund door zijn decennialange muziekmaat gitarist Dennis Cahill. Deze Amerikaanse Ier beperkt zich - vanwege Hayes’ ritmische fiddle spel - vaak tot een drone-achtige gitaarstijl. Nog meer drone effecten en spooky texturen komen van Caoimhin Ó Raghallaigh, een specialist op de Noorse hardanger viool. 

Inventief en vaak verrassend is het pianospel van de Amerikaan Thomas "Doveman" Bartlett, die al iedereen begeleidde of produceerde, van David Byrne en Laurie Anderson tot Sam Amidon of Antony & The Johnsons. Hij schakelt van verfijnd jazzy werk moeiteloos over op een hamerende aanslag om vervolgens met lyrisch spel een jig te ontregelen. Fabuleus is zijn timing. In snelle vioolstukken zoekt hij geconcentreerd naar dat enige juiste moment om dat éne absurde akkoord waarop hij in zijn hoofd broedt, eruit te gooien. Hij wiegt kromgebogen over zijn toetsen, bouwt de spanning op in zijn lichaam, wringt zich in onmogelijke bochten en komt dan onverwacht met het volgende ontregelende akkoord. Vaak lekker tegendraads, altijd intens, creatief vol spanning. Dat slaat natuurlijk over op het publiek dat na alweer een geslaagde climax uitbarst in een langdurig applaus.



Kers op de taart is de zang van Iarla Ó Lionáird (ook harmonium). Hij is dé  Ierse meester van de sean-nós, de oude traditionele á capella versierde zangstijl in de oud-Keltische taal Gaelic. We kennen Ó Lionáird ook als vooruitstrevend zanger met Afro Celt Sound System, de groep die in de negentiger jaren al baanbrekende folk maakte. Met die bagage plus zijn elegante mild-dwingende en soulvolle zang is hij onmisbaar in de magie van The Gloaming.  Zeker als hij de mooiste song van het Gloaming-repertoire inzet: Samradh Samradh, of de toegift Freedom. Prachtig!  De taal waarin hij zingt mag dan onverstaanbaar zijn, de emotie is universeel.



Veel nummers van het debuut-album passeren, maar ook nieuw werk waarvan de titels niet te verstaan zijn, of gewoon niet genoemd worden. Ruim een uur lang houdt The Gloaming het publiek in zijn greep. Het effect zou je spiritueel kunnen noemen, het haalt gevoelens naar boven die tot dan  diep begraven lagen in de psyche van de luisteraar. 



Morgen deel 2 van het Brugges Festival.