-Door Henk Hoogenstraaten, foto’s Lieve Boussauw-
Het Brugges Festival lijdt onder gebrek aan belangstelling. Wellicht gaat het er zelfs aan ten onder. Vrijdagavond trokken Tavernier en The Gloaming slechts een half gevulde Stadsschouwburg. Zaterdagmiddag werd het gênanter toen slechts zo’n dertig bezoekers afkwamen op vier acts. Een luxe huisconcert als ’t ware, gezellig in de foyer met de bar bij de hand. Te weinig reclame? Te duur? Gebrek aan belangstelling in België? De organisatie zegt dat het aan hen niet ligt. ‘We kunnen wel stoppen, maar dan is er hier niéts meer’, sombert de bezielende man vanaf het eerste uur Jo Vandriessche.
Het cliché ‘De thuisblijvers hebben ongelijk’, is hier een understatement. Het mag zaterdag – mijn recensie van vrijdag stond reeds eerder op Folkforum – dan op het eerste gezicht geen catchy affiche lijken, wat daadwerkelijk geboden wordt blijkt alleszins de moeite & euro’s waard.
JONNA
Allereerst is er het 17-jarige talent Jonna (aka Laura Vanden Heede) uit Jabeeke. Wat ’n stem, wat ’n timbre, wat ’n uitstraling. Na een aantal zelfgeschreven Engelstalige pianosongs, waaronder ook Lullaby (zie ook video https://www.youtube.com/watch?v=DYRQGULFMgM), denk ik aan een min of meer jazz-poppy equivalent van Adele. Maar als ze daarna de gitaar grijpt en ’n eenvoudige gitaarsong zingt met kop, staart en pakkend refrein, groeit ze uit tot een soort Joan Baez. Het verschil met de eerdere songs heeft ermee te maken dat ze nu niét wil bewijzen hoe groot haar bereik is. In de groei naar volwassenheid is die toenemende beheersing mogelijk dé sleutel voor een grote doorbraak. Ik snap dat ze nu genomineerd is voor ‘De Nieuwe Lichting’ bij Studio Brussel. Benieuwd naar haar verdere ontwikkeling.
SARAH D’HONDT
Sarah D’Hondt kennen we onder andere als side-kick van Derek, Lieven Tavernier, H.T. Roberts en Koen De Cauter. Het Franstalige lied ligt haar ’t best, dus manifesteert ze zich meer en meer als promotor van het chanson. Vorig jaar won ze het ‘concours de la chanson Alliance Française’ in Den Haag. Ze kenmerkt haar geliefde chansons als ‘het begint altijd beter dan ’t eindigt…’ Het door haar aanstekelijk vertolkte La vie en rose vormt daarop een uitzondering, want dat is een hoopgevende boodschap bij het einde van de Tweede Wereldoorlog. Maar voor de rest is het vooral liefdesverdriet wat de klok slaat.
Ze begint met de standard Parlez-Moi D'Amour (Lucienne Boyer, Juliette Greco, etc), dan horen we ondermeer Domino (André Claveau), Au Grand Café (Charles Trenet), Le Feuille Morte (Yves Montand). Josephine Baker passeert, Marie Laforette en uiteindelijk natuurlijk ook Edith Piaf (La Foule en Non je ne regrette rien). Een feest van herkenning. D’Hondt brengt de chansons met passie. Ze beschikt over aardige theatrale kwaliteiten. Weidse gebaren, vreemde stemmetjes, gepijnigde blik, maar ze speelt ook met gemak de femme fatale die sjanst met het publiek. Ze wordt begeleid door een trio – waarbij ik de invloed van Django Reinhard waan – met accordeon, contrabas (Ruben Lamon) en elektrische gitaar (Bart Vervaeck).
LULA PENA
Na de uitbundigheid van het Franse chanson volgt een weldadig ingetogen melancholische trip van de Portugese zangeres/gitariste Lula Pena. Vrijwel in zichzelf gekeerd speelt ze een lange aaneenschakeling van nummers, nauwelijks onderbroken voor een woord tussendoor. Ze heeft lak aan conventies. Dus fado is bij haar niet exact fado maar doorvlochten met melodieuze en ritmische invloeden uit de Braziliaanse bossa nova en soms trance-achtige gitaarklanken, die me eerder doen denken aan Afrikaanse Portugese koloniën dan aan de nachtelijke kroegen van Lissabon. Haar Portugees kan ik niet verstaan, maar haar intonatie verraadt wel de fado-emoties van weemoed, verlangen en hartstocht.
Met haar lenige percussieve gitaarspel en haar sonore kwetsbare stem creëert Lula Pena een soort van softe meditatieve sfeer. Ze laat zich niet opjagen. Na een album in ’98 (Phados) nam ze twaalf jaar de tijd voor de follow-up (Troubadour). Hier in Brugge gaat ze al even eigengereid haar gangetje. Mooi en intrigerend. De enkele keren dat ze haar roes onderbreekt klinkt enthousiast applaus. Voor de rest kun je een speld horen vallen. Als ze klaar is, is ze ook écht klaar. De cirkel is rond, daar doet een toegift alleen maar afbreuk aan, zegt ze. Troostend slaat ze haar arm om de schouder van organisator Vandriessche als hij haar tevergeefs probeert te verleiden tot een encore…
YOLDA
Met name de interactie tussen de vier muzikanten in dit laatste programma-onderdeel, is wat muziek zo ongemeen spannend en aantrekkelijk kan maken. Als de Vlaamse top-violist Wouter Vandenabeele een nummer begint met een vijf minuten durende opgewonden maar ook fijnzinnig Arabisch getinte solo, zie je de twee Turkse gastmuzikanten bijna uit hun dak gaan. Ze staan te popelen om aan te sluiten bij al dit schoons. Ze beginnen spontaan zacht te applaudisseren en de zangeres neuriet ingehouden mee. Als ze volop meezingt begrijp je waar de uitdrukking vandaan komt dat de viool het muziekinstrument is dat het dichtst de menselijke stem benadert. Özge Öz Erdoğan (geen familie van…) heeft een fantastische stem waarmee ze haar zang met tremmelo’s en ornamentjes versiert. De vioolklanken zijn niet enkel voor het publiek aanstekelijk, nadrukkelijk ook voor haar en als vanzelf zingt ze woordeloos – in een soort Lilting - met de viool mee in de tweede of derde stem. De vanzelfsprekendheid waarmee dat gebeurt maakt de mededeling dat ze elkaar pas zes dagen kennen des te opmerkelijker.
Zes dagen, inderdaad. Ze ontmoetten elkaar vorige week in Istanbul door het project Yolda/Onderweg/En Route, een initiatief van De Centrale & Handelsbeurs Concertzaal in Gent, waar dit project op woensdag 12 nov in het Muzikantenhuis en vrijdag 14 november in de Handelsbeurs te zien zal zijn. Vijftig jaar geleden werden de eerste Turkse gastarbeiders naar België gehaald. Dat wordt nu ‘herdacht’ met het 10-daags festival Istanbul Ekspres, 50 jaar migratie. In het kader daarvan zijn zes Gentse muzikanten, onder wie Vandenabeele en pianist/gitarist Thomas Noël, naar Istanbul getrokken waar zij verbroederden en musiceerden met Turkse muzikanten. Vandenabeele en Noël vormden er het ‘wereldmuziek’-kwartet Yolda samen met zangeres Özge Öz Erdoğan en percussioniste Ayten Çelik, fenomeen op darbouka, de Arabische handtrom. De andere Vlaamse muzikanten vormen op dezelfde manier gelegenheidsbandjes rond oriëntaalse jazz en Turkse pop en rock.
Op de terugweg per trein hielden ze halt, repeteerden en concerteerden ze samen op dezelfde migratieroute Istanbul-Sofia-Boekarest-Boedapest-Gent die de originele Turkse migranten ook volgden. Bij de stop in Budapest ontmoeten Vandenabeele cs een Armeense zangeres van wie ze een lied leren over de angst die bij de vrouw heerst als ze gaat trouwen. Bij dat prachtige nummer schuift Vandenabeele dichter naar zijn drie medemuzikanten zodat het kwartet nóg hechter overkomt. De zaal zingt zacht mee met het ‘Hado Ha’. De twee Vlaamse en twee Turkse muzikanten hebben in een week voldoende repertoire opgebouwd voor ruim een uur boeiende muziek. Zo horen we ondermeer ook het aanstekelijke Aboum, een volksliedje van de Zwarte Zee en zijn we getuigen van even hilarische als muzikale battles tussen viool en darbouka…