peter koene & ariëtte zuidhoff - galgeveld
Peter Koene & Ariëtte Zuidhoff - Galgeveld - PAN 214

Peter Koene en Arriëtte Zuidhoff hebben een cd gemaakt vol lange, verhalende oude liederen. Op Galgeveld staan er tien waarin de dood een centrale rol speelt. Waar andere folkgroepen de ellenlange ballades aanpasten en inkortten, wilde Koene eens een keer de volledige teksten op cd vastleggen.

Over zijn motief is Koene duidelijk: "De orale cultuur is aan het veranderen. Inhoud (voor zover aanwezig) in hapklare brokken, nadruk op ritmes in plaats van op melodie en inhoud. Weinig bereidheid tot luisteren. Ik vind het een uitdaging om, tegen de stroom op, lange verhalende liederen te brengen. Proberen of ik mensen tot luisteren kan bewegen."
Schrik niet. Het langste nummer is ‘slechts' 7'28.

Zowel Koene als Zuidhoff maken deel uit van de groep Madlot. Ze delen interesses in de Nederlandse traditie, waarbij het niet alléén om het zingen gaat, maar ook om onderzoek naar de wortels en de betekenis van liederen. Samen genieten ze van het zingen van verhalende liederen. Daarom besloten ze, vooralsnog naast Madlot, aan een gemeenschappelijk repertoire van ballades te werken.

Peter Koene (zang, gitaar en mandoline) en Ariëtte Zuidhoff (zang) worden begeleid door:
- Hester de Boer (ook balfolkband Utrecht Unlimited) op viool, altviool en gamba
- Wouter Kuyper (Lirio) op doedelzak, schalmei en harmonika
- Guy Roelofs (Tjane) op cister, gitaar, keyboard en percussie
- Frieda Zuidhoff (Amsterdamse Purcell Kamerorkest) op sopraan- alt- en tenorblokfluit.

De ene ballade is bekender dan de ander. Het Daghet in den Oosten en Twee Koningskinderen zijn in hun genre zo ongeveer tophits. Heer Albert (in 1963 opgetekend door Ate Doornbosch) kennen we bijvoorbeeld al van Fred Piek. Dit nummer beslaat bij Koene de volle 24 strofes. Piek gooide er op zijn album Vroeger is later (in '97 gemaakt samen met Walter Kuipers) moeiteloos 10 uit, zonder de verhaallijn aan te tasten. Op hun eerste lp in '72 keilen de drie muzikanten van de Vlaamse topgroep Rum zondermeer de laatste drie strofes van De Koopmanszoon in de prullenbak. Dankzij Koene weten we nu dat de moeder van de ter dood veroordeelde koopmanszoon uiteindelijk zelfmoord pleegde. Tja..., hoewel bij mij de bereidheid tot luisteren aanwezig is prefereer ik toch de compactere kortere versies.

Sommige nummers zijn onder een andere titel bekender. Het lied Het was een kind (Het Oude Nederlandsche Lied; Fl. van Duyse, 1903-1908) hoorden we al eens van 't Kliekske onder de titel Mijnheer van Bruinkasteel, wat dan weer een variant was op Die edele heer van Brunenswijc. Bij 't Kliekske heet een van de hoofdpersonen dan ook meneer van het Buinkasteel, terwijl Koene het heeft over Mijn heer al van Bruinswijk. Bij 't Kliekske overleeft-ie ‘t, bij Koene niet. Och ja, 't is slechts een detail...

Gedelibreer over de ‘echtheid' van de teksten is aan mij niet besteed. Ik ga er vanuit dat het gros van de optekenaars slechts een selectie vastlegde, of vanuit ‘missionarisgedrag' subjectief omging met de materie. Ze tekenden slechts die ballades op die in hun kraam te pas kwamen en ze kuisten zonodig de teksten vanuit geloofs- of andere overtuiging. Dus moeten we het maar gewoon doen met al die verschillende versies. Ineressanter vind ik hoe muzikanten van nu omgaan met de ‘overgeleverde' melodieën of welke nieuwe melodieën ze eraan toe voegen. Bij Koene en Zuidhoff zit dat zonder uitzondering snor. Nog boeiender wordt het om te bekijken in welke arrangmenten ze het gieten. En daar is wel het een en ander op aan te merken.

Prof. Louis Peter Grijp (Meertensinstituut) duidt de uitvoering in het cd-boekje als ‘recht uit het hart gezongen in authentieke folkarrangementen: trouw gebleven aan zichzelf'. Hoezo authentiek? En wat zijn in zijn ogen folkarrangementen? Zonder meteen in een defenitiestrijd te verdwalen omtrent de begrippen folk, volksmuziek, traditionele muziek en etnische muziek, kun je toch minstens vaststellen dat bij een hoop ‘oude' ballades enkel de teksten - en dan ook nog vaak in verschillende versies - zijn overgeleverd, soms de melodielijn, maar toch zeker niet de arrangementen?

Het instrumentarium leent zich voor een combinatie van ‘oud' en ‘nieuw'. Zo hoor je evengoed blokfluiten, schalmei, doedelzak en gamba als cister, gitaar, mandoline, harmonika, viool en keyboard. De basis wordt gevormd door sterk subtiel folky snarenspel. Er zitten een stel indrukwekkend sprankelende intro's bij. Ook doedelzak en harmonica dragen bij aan het folky karakter. Blokfluiten en deels de zang linken eerder met ‘oude muziek'.  

De sierlijk meanderende  blokfluiten spelen in handen van de barok-geschoolde Frieda Zuidhoff een belangrijke rol. Waar ze de hoofdrol krijgt, zoals in het De onschuldig gehangene heeft de muziek een té braaf karakter. Dat vind ik een nadeel dat aan meer nummers kleeft. De aanpak blijft over het algemeen tamelijk soft. De suspence in de teksten van Galgeveld - er vallen in de tien nummers toch minstens zo'n veertien slachtoffers - leent zich voor spannender arrangementen. Maar wat er ook gebeurt, in de muziek hoor ik de impact van al die narigheid nauwelijks terug. Waarom niet meer toegebouwd naar een climax? Waarom niet meer stiltes ingebouwd? Waarom de viool geen spannender rol gegeven?

Het voert veel te ver om te zeggen dat de arrangementen vervelen. Daarvoor zijn er voldoende verrassende momenten. Ik noemde al de mooie intro's op gitaar en cister. Er zijn ook onverwachte melodielijntjes, opmerkelijke harmonica-intermezzo's in Twee koningskinderen en De koningin van elf jaren, of Koene's verrassende tweede stem in Heer Albert.

Net als bij de begeleiding mis ik in de zang de bijpassende emotie. Het ene couplet na het andere wordt welhaast blijmoedig - ellende of niet - achter elkaar gezongen. Melodisch zijn ze dan ook nog vaak hetzelfde. Toch heeft die herhaling wel iets. Die ‘vocalliteratie' kan lekker hypnotiserend werken. Ik denk dat iets meer variatie daaraan geen afbreuk zou hebben gedaan.

De zangstijl van Ariëtte Zuidhoff kwalificeerde ik eerder - bij gelegenheid van Madlots album Ik hoorde dees dagen - als ‘te gekunsteld', ‘mooizingerij' en ‘té  gedragen'. Haar ‘geschoolde' stem vind ik nog steeds meer passen bij oude muziek dan bij folk, hoewel ik de indruk heb dat ze daar hier op Galgeveld wat dichter bij komt. Liever luister ik naar de naturelle zang van Koene; dan weer vermoeid en dan weer ontspannen klinkend. Hoewel hij af en toe ook teveel neigt naar gedragen, statige zang. Als ik deze vocale obstakels langs me laat afglijden, is het juist het enige a capella gezongen stuk dat me het meest aangrijpt. Het gaat om Het Daghet in den oosten. Bij uitzondering sluit de sfeer van de uitvoering naadloos aan bij de inhoud. Koene zingt de dertien coupletten slechts begeleid door een constant voortdrenzende gezongen drone, als was het van een Tibetaans monnikenkoor. Deze sacrale welhaast gewijde sfeer past bij de laatste strofes waarin een ridder - in een tweegevecht gedood - door zijn geliefde wordt begraven, waarna zij intreedt in een klooster:

...Met sinen blancken swaerde dat si die aerde op groef;
met haere snee witten armen ten grave dat si hem droech

Nu wil ic mi gaen begeven in een cleyn cloosterkijn
ende draghen swarte wijlen ende worden een nonnekijn...


De tien Nederlandse balladen op Galgeveld zijn:
1. De Koningin van elf jaren 4'49
2. De koopmanszoon 6'42
3. Het was een kind 6'11
4. Claes Molenaer 4'44
5. Het wonder van Bergen op Zoom 4'43
6. Het daghet in den oosten 5'05
7. Heer Albert 6'12
8. De Griekse Jager 3'56
9. Twee koningskinderen 5'37
10. De onschuldig gehangene 7'28

Opname, mix en mastering: Guy Roelofs. Het album verschijnt op het PAN-label. Zie ook www.peterkoene.org.

Henk -Waardering 7