-door Mirjam Adriaans, foto’s Ronald Rietman-
Er viel heel wat moois te ontdekken gisteren op het Naked Song Festival in Eindhoven. Mijn keuze ging vooral naar muzikanten die ik nog niet eerder live gezien had. Mick Flannery overtuigde met pure intense liedjes, heerlijk verfrissend waren de liedjes vanuit het vrouwelijk standpunt van Carter Sampson en stoom afblazen kon op het eind met een verrassend sterke Luke Winslow-King.
Zoals te doen gebruikelijk beperk ik me vooral tot de optredens bij Meneer Frits, maar aangezien het programma daar pas om zes uur begint kan ik eerst nog wat meepikken in de zalen. De aftrap is voor oud gediende Luka Bloom, die goedgeluimd aan zijn set begint. Hoewel de Ier net een nieuw album, Frúgalisto, uit heeft komt daarvan alleen Warrior voorbij en verder vooral oud werk, Exploring The Blue, Gone To Pablo, Sunny Sailor Boy, uiteraard mag het publiek meezingen. Bijzonder is zijn afsluiter, een eerbetoon aan een held die onlangs overleed. In zijn eigen kenmerkende stijl zet hij When Doves Cry in van Prince.
Omdat ik me vergis in de aanvangstijd is Mick Flannery al bezig als ik de kleine zaal inga, maar al snel wordt duidelijk dat dit een hoogtepunt gaat worden van het festival. Zijn gitaarspel is intens, zijn donkere zang vaak indringend, zijn verhalende liedjes prachtig. Hij komt uit Blarney, of we ooit van het kasteel en de steen daar gehoord hebben? Het heeft iets te maken met magie, maar zijn advies luidt “Don’t kiss the stone”. Magie zit wel in de liedjes, bijvoorbeeld The Tender, over een barman die er eigenlijk genoeg van heeft, of het bijna hypnotiserende The Small Fire, waarvoor hij een regeltje leende van zijn grootvader, die als driejarige een keer per ongeluk de hooischuur in brand had gestoken. Aan zijn moeder legt hij uit: "I lit the small fire mom, I don’t know who lit the big one”, het liedje heeft met die gebeurtenis verder niks van doen, maar de zin past perfect in een filosofisch aandoende tekst. Er zijn ook bezoekers die hem graag hadden willen zien, maar niet meer binnen mochten omdat de zaal vol zat, wellicht kan hij een keer terugkomen?
Bij Meneer Frits staan dit jaar allemaal muzikanten op het podium die ik nog niet eerder live zag, al had ik van Black Oak en Carter Sampson al wel wat werk gehoord. Ad van Meurs moet wegens ziekte voor het eerst in het bestaan van Naked Song (hij is de bedenker van het festival waar het lied centraal staat) verstek laten gaan, maar BJ Baartmans blijkt, ondanks stemproblemen, een waardig vervanger die met plezier iedereen aankondigt en daarin duidelijk zijn liefde voor het genre toont.
Van Black Oak, een formatie rond Thijs Kuijken (I Am Oak) en Geert van der Velde (Black Atlantic), had ik al wel wat gehoord van de ep die ze in 2014 uitbrachten, inmiddels bevalt de samenwerking zo goed dat ze nog een ep en een volledig album hebben gemaakt, Equinox. Wat ze spelen lijkt soms bedrieglijk eenvoudig, maar er zit veel meer in de arrangementen dan je in eerste instantie denkt en dat levert een mooie spanning op. Thijs vertelt na afloop dat ze eigenlijk complementair werken, ze maken hun eigen stukken en vullen elkaar zo aan. Ook in de stemmen, Geert hoog waar Thijs wat lager is en in hun gitaarspel, dat deze avond nog aangevuld wordt door een percussionist en bassist. Waar het in het begin nog rustig klinkt wordt de set allengs meeslepend met onder meer het wat donkere Melee (eerlijk vertellen ze erbij dat ze dat op het kersverse album verkeerd uitspreken) om in Hylpen (de Friese naam van Hindeloopen, het komt van de ep Gallop) bombastisch uit te lopen. Hoewel dit een nevenproject is naast hun hoofdbands I Am Oak en Black Atlantic willen ze wel graag verder, in het najaar doen ze een clubtoer, maar ze zijn niet geboekt door de Effenaar, omdat de programmeur denkt dat er geen 100 mensen komen. Op Naked Song zijn het er alvast meer dan dat, en ze blijven nog aandachtig luisteren ook.
Dan is het aan de Canadese Dana Sipos om met haar trio verfijnde folkliedjes aan het publiek voor te schotelen. Contrabas, mandoline en percussie annex gitaar begeleiden de mooi lichthese, soms wat lieflijke stem van Sipos, die ooit eens een tijdje rondreed in de Blue Ridge bergen in Virginia en de invloed van de Appalachen is muzikaal blijven hangen. A Coronary Tale vindt zijn oorsprong in een verhaal over de dichter/schrijver Ovidius, die verbannen werd voor iets dat “worse than murder and more harmful than a poem” was. Dat leidt tot vragen, die ze tot uitdrukking brengt in een poëtisch lied. Het staat op haar album Roll Up The Night, maar ondertussen is ze alweer bezig met nieuw werk en ze sluit haar set af met Tides, een mooi spokend stuk met een fijn desolaat karakter dat op een volgende plaat zal komen.
Hij komt uit Oakdale in de Amerikaanse staat Californië, presentator BJ Baartmans vertelt dat hij dat alleen kent van de soap As The World Turns, maar, zo blijkt vervolgens, er worden ook eerlijke folkliedjes zonder opsmuk gemaakt. Willy Tea Taylor is een markante verschijning met een enorme, goed verzorgde baard. Zijn inspiratie haalt hij zowel uit The Grapes Of Wrath (een boek van John Steinbeck) als uit zijn alledaagse omgeving. Zo horen we over de hond die hem vond in You Found Me, “I was a stray” grapt hij erbij, of de plaats waar hij woont in Bullriders & Songwriters, een interessante combinatie. En dan is er tot slot een prachtig eerbetoon aan bluegrassicoon Dr. Ralph Stanley, die twee dagen eerder is overleden. Begeleider Jeff Mooneyham krijgt de hoofdrol en zingt het lied Angel Band, Willy Tea Taylor vult hier en daar aan.
We kennen natuurlijk Woody Guthrie en JJ Cale uit Oklahoma, maar op dit moment is er ook een flinke lichting jonge singer-songwriters uit die staat die naam maken. Zes jaar geleden stond bijvoorbeeld John Fullbright op ditzelfde podium, en in zijn voetsporen volgden meer ‘Okies’. De meesten zijn mannen met een gitaar, maar Carter Sampson is een bijzondere dame met een gitaar. Omdat ze ooit een lied schreef over hoe het zou zijn om er koningin te zijn heeft ze nu haar bijnaam The Queen of Oklahoma. Die verdient ze dubbel en dwars, ze heeft een frisse vrouwelijke kijk op de dingen, zingt lekker over een avond met de meiden op stap maar ook over Rattlesnake Kate uit Colorado, die ergens in de vorige eeuw eigenhandig meer dan honderd ratelslangen wist te doden en er een jurk van maakte. Ze speelt nu samen met snarenman BJ Baartmans (zoals altijd een uitstekende sideman op gitaren en mandoline), de eerste kennismaking is ronduit goed, in februari volgend jaar komt ze terug voor een tour onder de noemer Oklahoma Roots Revue, hopelijk vergeet ze dan niet om ook nog wat van haar oudere albums mee te nemen.
Het moet niet gemakkelijk zijn om telkens weer een spetterende afsluiter te vinden voor het festival, maar Luke Winslow-King is een schot in de roos voor Naked Song. In de info wordt hij vergeleken met de prewar stijl van Pokey LaFarge en C.W. Stoneking, maar dit optreden gaat meer richting stomende swamprock. Deze performer van de bovenste plank, met spetterend gitaarwerk en steengoede begeleiders op gitaar, drums en bas, werkt zich met liefde in het zweet om de bezoekers aan het dansen te krijgen tussen de tafeltjes door. Na afloop gaat ie dan ook nog eens zijn publiek persoonlijk de hand schudden en bedanken voor hun komst, dat is het ultieme stoom afblazen na een mooi festival.
Meer foto's vind je hier.