-door Mirjam Adriaans, foto's Ronald Rietman-
Banjo en fiddles triomfeerden gisteren in Eindhoven. Abigail Washburn veroverde de grote zaal op indrukwekkende wijze met haar banjo en publiekslieveling Hackensaw Boys zetten Meneer Frits op stelten ter afsluiting van een mooie editie van het Naked Song Festival.
Lokale helden
Mijn dag begint met muziek van eigen bodem. Autumn Sun uit Gemert zet op het dakterras een warme akoestische set neer, met een schuin oogje naar de donkere wolken, die gelukkig niet meer loslaten dan een paar druppels. Nou ja, dat roept de groep eigenlijk over zichzelf af als ze een liedje inzetten over een storm die nadert. Hun songs zitten overigens goed in elkaar, met inhoud die varieert van kaarten schrijven aan jezelf (Postcards) tot een autistische vriend (My Friend The Storm). Zanger-gitarist Martijn Kuijten heeft een licht gerafelde stem die mooi kleurt met de zachte vocalen van violiste Laury Achten, percussie en bas of cello ondersteunen het geheel, dat halverwege nog versterking krijgt van Mark de Groot op elektrische gitaar. Hij is een van de gastmuzikanten op hun onlangs verschenen debuut-album dat geproduceerd werd door Ankie Keultjes (Watchman, NO blues).
Na Autumn Sun pik ik het staartje mee van Man From The South, ook wel bekend als Paul van Hulten uit het duo Woody & Paul, dat volgend seizoen geprogrammeerd staat bij de reeks Ad van Meurs presenteert in Meneer Frits. Solo overtuigt hij snel met hypnotiserend gitaarspel en intense zang, jammer dat ik niet meer heb kunnen horen.
Zijn kompaan Woody Veneman mag de dag beginnen in Meneer Frits, hij heeft Noor Pullens (The Chase Club) en Timo van Veen (Stuurbaard Bakkebaard) uigenodigd om mee te spelen. Ze spelen zowel eigen werk als covers, de stem van Pullens is niet erg sterk, al is haar donkere geluid op zich heel geschikt voor Waiting For The Man. Bij deze Velvet Underground-hit gebruikt ze op haar elektrische gitaar zelfs een plectrum van Lou Reed, die donderdag nog in Amsterdam stond. Van Veen is te horen op een soort kofferpianootje en tamboerijn. Het meest folky geluid komt vooral van Woody zelf, die gitaar en een soort mini-ukulele afwisselt.
Abigail Washburn hoogtepunt in grote zaal
Het eerste optreden in de grote zaal komt van Bertolf. Zijn album schijnt puur, persoonlijk en eerlijk te zijn, en zo begint de set ook, nagenoeg a capella. Maar als hij met zijn band vervolgens overgaat in veel te hard poprockgeweld hou ik het na een paar nummers voor gezien. Ergens hoor ik nog wel veelbelovende arrangementen in het doordreunende geluid, het lijkt soms wat subtieler te worden, maar het kan mij niet meer bekoren. Jammer, want ik hoor later dat er zelfs een solo gitaarstuk voorbijkomt en een mooi lied over zijn schoonmoeder die hij nooit gekend heeft.
Het muzikale hoogtepunt van de dag is voor mij onbetwist Abigail Washburn, vooraf was dit een optreden waar ik naar uitzag en dat bleek terecht. Wat is deze dame goed! Ze begint met zang, Kai Welch begeleidt met enkele prachtige noten op trompet. Haar stem, een doordringende alt met een hees randje erin, raakt direct. Vanwege het afzeggen van Howe Gelb is ze naar de grote zaal verplaatst, en die verovert ze met gemak. Ze durft het zelfs aan om een nummer onversterkt te doen. Enkel zang en vingerknippen, het publiek doet graag mee en pikt als vanzelf de woorden op, zachtjes, om de sfeer niet te verstoren "I've got the keys to the kingdom, the world can't do me no harm", kippevel. Dit nummer werd in 1938 door Alan Lomax opgenomen en ze heeft meer Amerikaanse traditionals op haar repertoire, maar ze is ook thuis in de Chinese taal en cultuur. Ze leerde in China een liedje, en doet dat compleet met dramatische armgebaren want zo hoort dat, heeft een taxichauffeur haar in Beijing haar ooit uitgelegd. Het is de eerste keer dat we deze taal bij Naked Song horen, maar het klinkt alsof je het begrijpt, al heb je geen idee waar het over gaat. In haar eigen song Dreams Of Nectar (van haar jongste album City Of Refuge) trekt ze zich het lot aan van een Chinees die naar Amerika kwam om een beter leven te krijgen, maar door zijn vrouw in de steek gelaten wordt. Naast haar eigen virtuoze spel op banjo en af en toe een voetdrum, heeft ze in Welch (met wie ze ook veel stukken schrijft) een uitstekende muzikale partner, niet alleen op trompet, ook op toetsen, gitaar of zang. Het duo speelt een klein uur en weet al die tijd te boeien, een staande ovatie komt haar meer dan toe.
Hoewel de combinatie piano en cello origineel is en de stem van Agnes Obel lekker zwoel klinkt deze avond, is het geluid een minpunt bij haar optreden. Er blijft maar iets rondzingen, en ik hou mijn hart vast als ze opmerkt dat ze de gitaar nog niet gesoundcheckt hadden. Gelukkig valt het mee, Anne Müller zorgt voor een mooie begeleiding van het pianospel van Obel, maar mede door de problemen met het geluid ligt saaiheid op de loer.
De laatste act hier is Tindersticks en die band zorgt voor dubbele gevoelens. Ze beginnen te laat vanwege technische problemen en dan duurt het vervolgens lang voordat er echt iets gebeurt. Na een poppy liedje komen twee gesproken nummers achter elkaar. Dat getuigt op zich wel van lef, maar de verhalen die in beginsel mijn aandacht trekken weten die niet vast te houden. Pas na een half uur komt er iets van intensiteit in hun spel, maar het kan me helaas niet genoeg boeien om te blijven.
Nog meer bluegrass, blues en folk
Als ik zit te eten (de maaltijden zijn lekker, al duurt het soms wat lang voor je ze krijgt) hoor ik een mooie mannenstem, een spannende banjo en een flink applaus van het interviewpodium, dat blijkt de Amerikaan Jim White te zijn. Ik besluit later een deel van zijn set in de kleine zaal mee te pikken, maar daar hanteert hij vooralsnog alleen de akoestische gitaar en een fijn gevoel voor humor, al heeft ie de banjo wel naast zich staan. Hij heeft twee Belgische begeleiders meegenomen op bas (Nicolas Rombouts) en gitaar (Geert Hellings). Zijn teksten boeien, maar ik wil nog een kijkje nemen in Meneer Frits, waar ook een paar leuke dingen op het programma staan.
Daar is Morgan O'Kane al begonnen met in elk geval een flink hese stem. Die heeft hem blijkbaar al een week of wat in de steek gelaten, maar zijn souplesse op banjo is er gelukkig niet minder om geworden. Als violist Ferd Moyse van de Hackensaw Boys (O'Kane belooft dat hij later nog met ze mee zal spelen) hem op zang komt versterken klinkt die nog steeds wat hees, maar een stuk sterker. Lekker doorleefde rauwe bluegrass om bij te ontspannen.
Traditionele bluesman Doug MacLeod heeft er zin in vanavond. Hij weet het publiek te boeien met zijn ontspannen verhalen, indringende zang en natuurlijk humor. Want dat mist Doug in de hedendaagse blues. Hij heeft nog de mannen meegemaakt die de blues speelden onder het motto "Keep laughin' to stop us from crying". Nee, MacLeod is geen zwartkijker, hij ziet de wereld met zijn 'brand new eyes', gelijk de titel van zijn laatste cd. Als het publiek zo'n beetje bij hem op schoot zit voelt hij zich thuis, en dat maakt zijn ingetogen gitaarspel en zachthese zang net wat scherper. Enkel raspessimisten zullen aan zijn set geen goed gevoel hebben overgehouden.
Afsluiter Hackensaw Boys vliegt er rond middernacht gelijk vol in en laat vervolgens horen dat er nog wel een tandje bovenop kan. Fiddles, gitaar, banjo en mandoline, hier en daar een kunstig gefabriceerd wasbord-achtig instrument met een paar roestige blikken als percussie, hoewel het er uitziet als een zootje ongeregeld is het lekker strak en vooral dansvriendelijk. Daar is nou net niet al te veel ruimte voor in het bomvolle Meneer Frits (de tafels en stoelen hadden voor het podium best weggemogen). Hoewel ook zij maar voor drie kwartier gepland staan is het al tegen half twee als ze er, weliswaar met tegenzin, mee ophouden. Hoewel deze bende vocaal niet steeds even sterk is en Morgan O'Kane het ondanks zijn eerdere belofte om mee te doen te druk heeft met een interessante dame, zorgen zij wel voor een spetterend bluegrass-feestje ter afsluiting van een mooie editie van Naked Song.