-door Arianne Knegt, foto's Marcel Houweling-
De veertiende editie van Take Root, het jaarlijks terugkerende Groningse rootsmuziekfestival in de sympathieke Oosterpoort, gaat meteen goed van start met een band uit Boston, Dan Baker & The Breakdown, deze maand voor het eerst in Nederland. De muzikanten zijn stuk voor stuk muzikaal onderlegd (Dan zelf studeerde bijvoorbeeld af aan het vermaarde Berkeley), en dat hoor je.
De veelal donkere liedjes zitten knap in elkaar en worden virtuoos gespeeld door het jonge trio, dat naast Dan (leadzang, gitaar) bestaat uit Eric Heveron-Smith (contrabas, zang) en Rob Flax (viool, zang). Nederlander Bart de Win speelt een paar nummers mee op accordeon. Het doorleefde stemgeluid van Dan Baker en de donkere sfeer en thematiek van zijn liedjes doen vermoeden dat we hier te maken hebben met een oude ziel in een jong lijf.
De band van Morgan O’Kane (Virginia, tegenwoordig wonend in New York) bestaat uit vijf jonge honden, waarbij celliste Leyla McCalla de enige vrouw is. Naast cello is de bezetting opgebouwd uit viool, banjo (bespeeld door Morgan zelf, in het midden gezeten op een oude bruine koffer), slide guitar en ‘lepels’: een percussie-instrument bestaand uit twee aan elkaar bevestigde lepels, in het Engels ook wel spoondrums genoemd. De band is jong en energiek, en het repertoire bestaat uit up-tempo nummers, zeer ritmisch gespeeld, waarbij de prachtige meerstemmige zang opzwepend werkt. Het roept bij mij associaties op met oude volksmuziek. Het liedje Hold your fire wordt door Morgan ingeleid met de woorden: “You gotta keep fueling”. We kunnen gerust vaststellen dat Morgan O’Kane prima in staat blijkt het vuurtje op te stoken. En passant maakt hij de geluidscrew van de redelijk grote ‘kleine’ zaal nog een groot compliment: “The sound is almost as good as in the New York Subway!”. Dat kan helaas niet altijd gezegd worden van het geluid in de grote zaal, waar mijn oordoppen er deze dag geregeld aan te pas komen.
Dat was bijvoorbeeld het geval bij het concert van Israel Nash Gripka en band. Ik zag hem inmiddels al meerdere keren, onder andere op Blue Highways en het Roepaen Festival. Het is wel duidelijk dat zijn populariteit in Nederland almaar groeiende is. Hij vulde met gemak de grote zaal met zijn intelligente americana. Het klonk allemaal goed doortimmerd. Zijn stemgeluid correspondeert met de rauwe emotie in zijn songs. Het geluid was echter wel erg sterk, misschien ook omdat er nu (in tegenstelling tot eerdere concerten) uitsluitend op elektrische gitaren gespeeld werd, maar ondanks dat klonk het als een klok.
Even naar de entreehal gesneld om een stukje van het optreden van Mack Johansson mee te pikken. Dat Scandinaviërs zich thuisvoelen in het genre van de Amerikaanse rootsmuziek was al langer bekend. Deze flamboyante Zweed, het behaarde bovenlijf slechts gehuld in een extravagante zwarte cape met geel afgezette randen, speelt met zichtbaar plezier, nieuwsgierig rondkijkend in het publiek, een nogal funky set in een bijzondere duo-bezetting van drums/percussie (waarbij de drummer ook min of meer de basfunctie op zich neemt) en gitaar, plus twee stemmen. Het is allerminst een gelikte show, integendeel, maar de soms wat onhandige overbrugging tussen de liedjes heeft een onbedoeld charmante uitwerking.
De stem van Jolie Holland herken ik direct van de cd als ik de grote zaal vervolgens binnen stap. Jolie heeft een heel aparte manier van zingen. Ze gebruikt haar mooie stem op een wel heel persoonlijke manier, wat er vandaag kennelijk toe leidt dat een deel van het publiek niet echt begrijpt waar ze mee bezig is en de aandacht verliest. Dat is te merken aan gepraat, gespeel met mobieltjes en geloop. Jammer voor het niet onaanzienlijke deel van het publiek dat wèl geboeid zit te luisteren. Het concert doet mij op meerdere manieren denken aan de solotour van Joan as Policewoman, die zichzelf, net als Jolie nu, begeleidde op afwisselend vleugel en elektrische gitaar. Op de één of andere manier leek de magie daar vanzelfsprekender, hoewel ook bij Joan redelijk wat mensen het concert niet uitzaten. Twee gevallen van ‘love it or hate it’ blijkbaar, Joan en Jolie. De concentratie waarmee Jolie Holland haar bijzondere liedjes consequent vormgeeft betovert gelukkig toch een groot deel van de zaal.
De stevige sound van The War on Drugs in de grote zaal werd opgebouwd uit toetsen, gitaar, bas en drums, met daarbij een intensief gebruik van elektronica en keyboard soundscapes. Temidden van zoveel elektronica trekt dan soms opeens zoiets heerlijk simpels als een mondharmonica de aandacht. Je hebt echter oordoppen nodig om te definiëren waaruit de geluidsmuur precies is opgetrokken. De zang van Adam Granduciel doet sterk denken aan Bob Dylan, met die typische verbuigingen. Of de teksten van hetzelfde niveau zijn als die van Dylan valt door het geluidsvolume helaas niet vast te stellen.
De mij tot dan toe onbekende Engelse band Matthew & The Atlas is een aangename verrassing. Hun soms wat dromerige muziek is een combinatie van Americana en Engelse folk, met onmiskenbaar filmische kwaliteiten, die je in gedachten doen wegzinken. Diverse associaties komen in me op, onder andere met Horsefeathers, A.J.Roach, Claire & The Reasons, Sufjan Stevens, maar ook Ryan Adams. De intens klinkende stem van zanger/gitarist Matthew Hagerty (die me hier en daar een beetje doet denken aan Neil Young) kleurt prachtig samen met het ijle, feeërieke geluid van toetseniste/zangeres Lindsay West, en ook de overige bandleden (drummer, banjospeler en accordeonist – opvallend genoeg geen bassist) staan hun mannetje in de meerstemmige koortjes.
Josh T. Pearson staat in zijn eentje met slechts een akoestische gitaar op het opeens toch behoorlijk groot lijkende podium van de kleine zaal. Toch is hij met zijn optreden in staat het publiek aan zich te binden; het is opvallend druk. Zijn stem klinkt gekweld en oprecht. Het verbaast me hoeveel dynamiek een akoestische gitaar in zich heeft: Josh speelt afwisselend breekbaar en fragiel, dan weer krachtig en fel. Zijn indrukwekkende gitaargeluid is het gevolg van het combineren van een akoestische gitaar met een flinke gitaarversterker, wat de dynamische mogelijkheden vergroot. Zijn repertoire doet me een beetje denken aan het rustiger werk van Conor Oberst, maar dan met een onvergelijkbaar andere stem.
Terug in de foyer beland ik in compleet andere sferen met de Australische band C.W.Stoneking & his Primitive Horn Orchestra. De programmering van Take Root heeft zich duidelijk niet laten hinderen door de bekende hokjesgeest. Van elekronica tot singer/songwriter en zoete countryballades, van folk tot rauwe Americana tot tegen de New Orleans jazz aanschurkende muziek: alles is aanwezig. C.W. Stoneking en zijn band brengen een vrolijke mix van jazz, blues en Dixieland, in een bezetting van trombone, trompet, gitaar, bas en drums. C.W. Stoneking zingt een beetje zoals Louis Armstrong.
The Tallest Man on Earth speelde een thuiswedstrijd, zo leek het. De niet zo heel grote Zweed speelde al eerder op Take Root en zijn populariteit en bekendheid zijn sinds die tijd flink toegenomen. Zijn podiumpresentatie is volstrekt uniek en overtuigend. Je hebt ‘t gevoel dat hij in z’n eentje ook de Arena aan zou kunnen, zoveel energie stopt hij in elk optreden. De grote zaal ging in ieder geval moeiteloos plat. In zijn liedjes zit wel een bepaalde eenvormigheid, zeker wat betreft zijn gitaarspel, maar hij is eens te meer het levende bewijs van het feit dat de magie van een spetterende podiumpresentatie niet zit in instrumentale of vocale liflafjes.
Wanneer ik de kleine zaal weer binnenloop val ik midden in een Hank Williams cover van The Secret Sisters, één van de slechts twee vrouwelijke acts op het festival, en word direct getroffen door hun samenzang. Het optreden bestaat uit niet meer dan die twee prachtig om elkaar heen dansende stemmen van Laura & Lydia Rogers en één akoestische gitaar, die de dames beurtelings bespelen. Het repertoire is lieflijk, bestaande uit meerdere covers van oude liedjes en enkele eigen liedjes. Wederom is de kleine zaal afgeladen vol. Ik zit op de trap in de verwachting dat er wel een plekje vrij komt op de tribune, maar vrijwel niemand verlaat de zaal. Met hun innemende (hoewel op mij niet altijd even oprecht overkomende) presentatie nemen ze het publiek moeiteloos nog verder voor zich in. Het is druk in de signeerrij na afloop van hun concert. Ook ik koop een cd, en zie tot mijn verbazing dat die geproduceerd is door niemand minder dan T-Bone Burnett. Op de terugweg in de auto vind ik de magie van het live optreden echter niet terug, en valt op dat het allemaal wel èrg traditioneel en lieflijk is.
Om niks te missen van Ron Sexsmith besluit ik bijna een uur voor aanvang al een plaatsje te zoeken. Ron staat geprogrammeerd als afsluiter van het festival, wat ik een opvallende keuze vind. Eerder had het me al verbaasd dat de festivalposter Jolie Holland en The Tallest Man on Earth als headliner aankondigde, en dat Ron Sexsmith tussen de overige acts vermeld stond. Ik had verwacht dat Ron Sexsmith de grootste publiekstrekker zou zijn, dat hij aan de line-up was toegevoegd als Prince bij North Sea Jazz. Zijn cd’s zijn stuk voor stuk pareltjes van grote klasse, en hij wordt door muzikanten van wereldformaat als Paul McCartney en Elvis Costello op handen gedragen. (Waarmee overigens een cirkel rond is, want Ron was als jongen een groot bewonderaar van beiden, wat nog altijd goed te horen in is zijn muziek.) Het is uiteindelijk gezellig vol, maar niet zo vol als ik had verwacht. Ligt dat aan het late tijdstip of kennen veel mensen hem niet? Mijn keuze zou zijn geweest om Israel Nash Gripka of The War on Drugs op deze plek in de programmering te zetten, en Ron te verschuiven naar prime time. Zijn muziek verdient het om door heel veel mensen te worden beluisterd. Ron schotelt zijn publiek een uitgebalanceerde selectie voor van oud en nieuw werk, hoewel hij ook alle verzoekjes uit het publiek honoreert, zelfs wanneer een liedje wordt aangevraagd wat de band naar eigen zeggen al vijf jaar niet meer gespeeld heeft. De man van de perfecte popliedjes liet weinig ruimte voor spektaculair solowerk, maar daarvoor kom je ook niet als je van zijn liedjes wil genieten. Voor mij was het optreden van Ron Sexsmith het absolute hoogtepunt van Take Root 2011.
Festival Take Root, Oosterpoort Groningen 10 september 2011
Voor meer foto's, zie Marcel Houwelings website.