-tekst en foto's: Arianne Knegt-
Het Roepaen Festival begint zo langzamerhand een traditie te worden. Afgelopen zondag vond alweer de vierde editie plaats van het festival dat zich richt op het americana-genre. Naast de kapelzaal en de nightclub was er dit keer nog een klein zaaltje gereserveerd voor onversterkte, intiemere concerten, met veelal spontane optredens in geïmproviseerde samenstellingen.
Rachel Harrington en Engelsman Rod Clements openden het programma in de kapel, met mooie, ietwat traditioneel klinkende luisterliedjes. Het duo had voorafgaand aan het festival al drie maanden door Europa getourd, en dat was te horen aan het op elkaar ingespeelde, ontspannen duo. Tussendoor klonk af en toe een relativerende opmerking (“Please warn me if this show gets too professional” na een inzet in de verkeerde toonsoort) of grappige aankondiging. Rod Clements kan uitstekend uit de voeten op slide guitar, en zijn stem kleurt mooi bij die van Rachel.
Eveneens in de kapel trad op Peter Broderick, een vriendelijk ogende jonge man, die niet bang is voor experimenten met elektronica. Deze jonge, ietwat dromerige multi-instrumentalist blonk uit in bijzondere arrangementen. Gewapend met verschillend afgestelde microfoons, loop station, viool, piano, gitaar en zingende zaag wist hij bijzondere klankschilderijen te maken, waar hij af en toe bijna zelf in leek te verdwalen.
De vier jongens van Headwater zorgden in de nightclub voor een zeer welkome afwisseling. Wie dacht dat bluegrass oubollig en traditioneel is kwam door dit hippe kwartet waarschijnlijk op heel andere gedachten. De heren gingen met zichtbaar plezier te keer op contrabas, gitaar, banjo, mandoline en steelgitaar, daarbij energiek met hun voeten het ritme stampend. De zang was ook piekfijn in orde, zowel in de lead als in de samenzang. Dat de jonge honden er flink zin in hadden, bleek toen ze later op de dag een akoestisch optreden gaven in de extra zaal, samen met Matt Harlan, die even daarvoor de kapel had bespeeld. Headwater-zanger Jonas Shandel pakte een leeg gebleven stoel op de eerste rij en begon ritmisch met het meubelstuk op de grond te bonken. Daarna leefde hij zich uit op de radiator en een toevallige gitaarkoffer. De stemming zat er, zowel bij band als bij publiek, goed in. Matt Harlan bleef, hoewel zijn stem onversterkt wat zacht klonk, goed overeind tussen al dat geweld. Deze wat timide ogende jonge man heeft wel degelijk iets te vertellen en beschikt over een mooi warm stemgeluid.
Otis Gibbs wist even later met slechts een gitaar de hele kapel stil te krijgen. De sociaalbewogen en eigenzinnige singer-songwriter, die het in eigen land af en toe met de autoriteiten aan de stok heeft, bracht met doorleefde stem mooie luisterliedjes en authentiek klinkende protestsongs, al noemt hij ze zelf liever ‘love songs for young radicals’. Voor de toegift klom Otis van het podium, en liep al zingend en spelend door de zaal, waarbij hij het aan zijn lippen hangende publiek doordringend aankeek. Een indrukwekkend optreden.
De grootste verrassing van het festival was voor mij de band Horse Feathers, uit Portland, Oregon. Hier was sprake van alternatieve folk in optima forma. De band bestond uit een celliste, een violist, een zanger/gitarist en een multi-instrumentalist die vooral banjo en drums, maar ook af en toe viool speelde. Wat opviel was de gelaagdheid van de songs, en de dynamiek waarmee gespeeld werd, van opzwepend en stuwend tot zuigend stil, en dat soms binnen één liedje. Je kon een speld horen vallen in de kapel. Zanger en songschrijver Justin Ringle heeft een mooie gevoelige stem (die mij in de verte een beetje aan Antony & the Johnsons deed denken) en een fijnzinnige manier van zingen. De samenzang van alle bandleden was ronduit prachtig. De concentratie waarmee de teksten gebracht werden werd nog versterkt door de verrassende instrumentatie die deed denken aan Clare & The Reasons of Sufjan Stevens. Er was weinig sprake van communicatie met het publiek. Dat zou echter wellicht alleen maar de roes hebben verstoord waarin de band het publiek meevoerde.
Wat betreft Okieson, Thus:Owls en headliner Eilen Jewell moet ik helaas verstek laten gaan. Het volume in de nightclub was van een niveau dat je doorgaans treft bij popconcerten, maar dat in de Americana-scene hoogst ongebruikelijk is. Voor een semi-akoestische act als Headwater bleek dat geen belemmering, maar zodra er electrische gitaren, bassen en drumversterkers aan te pas kwamen vond ik het volume ten koste gaan van de muziek.
Dat neemt niet weg dat het Roepaen Festival een zeer waardevolle aanwinst is voor de americana- en folkmuziek in het Nederlandse festivalcircuit. Ook de organisatie rondom het muzikale programma was prima geregeld. Van parkeerbeleid tot cd-verkoop tot het heerlijke driegangenmenu: voor herhaling vatbaar!
Roepaen Festival, Ottersum, gezien op 10 oktober 2010