-gastbijdrage door Peter Koene-
Deze aflevering gaat niet over Bob Dylan's nieuwste CD, maar over hoe hij en ik al decennia lang samen door het leven gaan. Ik ervaar Bob Dylan als een dierbare vriend. Een dwaze vriend ook, een bij tijd en wijle chagrijnige, altijd vindingrijke, mysterieuze, opwindende, onbetrouwbare maar altijd weer terugkerende vriend. En ik ga al decennia lang achter zijn muziek aan.


Eerder schreef ik in deze rubriek over mijn mentor en inspirator Pete Seeger. Via diens LP We shall overcome maakte ik kennis met Bob Dylan, als schrijver van Who killed Davey Moore én van A hard rain's a gonna fall, het lied dat verbonden is aan feitelijk mijn eerste openbare optreden. Dat was tijdens een vastenviering in 1966. "I know my song well before I start singing" heeft me sindsdien nooit meer losgelaten.

Nog twee opmerkingen over de relatie Seeger - Dylan. In zijn beginjaren is Bob Dylan de linkse folkbeweging ingezogen omdat hij in het magazine Broadsides de kans kreeg zijn eerste nummers te publiceren. In die tijd trok hij regelmatig met Pete Seeger, die hij later een "saint" zou noemen, op. Volgens de verhalen werd hun relatie danig verstoord toen Seeger tijdens Dylan's eerste electrische optreden op het Newport Folkfestival van 1965 de kabels dreigde door te hakken. Het geval wil, dat het toen ten gehore gebrachte Maggies Farm altijd één van Seeger's favorieten is gebleven. Het werd dan ook ten gehore gebracht - niet door Dylan zelf overigens - op 3 mei tijdens de viering van zijn 90e verjaardag in Madison Square Gardens.
Voor mij persoonlijk zijn Pete Seeger en Bob Dylan uiteindelijk altijd tegenpolen gebleven. Tegenpolen, zoals die ook in mijzelf onvermijdelijk aanwezig zijn. Seeger vertegenwoordigt de immer optimistische kant: "with hands and hearts and heads we'll do it", een boodschap die ik ook altijd probeer uit te dragen. Dylan appelleert veelal aan de schaduwzijde hiervan: "World gone wrong"; doemdenker als ik óók ben ga ik vaak een heel eind met hem mee. Maar tegelijk geniet ik van zijn prachtige, poëtische teksten en zijn altijd in de Amerikaanse historie wortelende muziek.

Een stukje historie

De inmiddels 68 jarige Bob Dylan begon zijn loopbaan als professioneel artiest, toen nog met name geïnspireerd door de legendarische Woody Guthrie, in 1961. In de folkkringen van het New Yorkse Greenwich Village brak hij door met nummers als Blowin' in the wind en The times they are a-changing. De rest van het verhaal is overbekend en er is een boekenkast vol over geschreven. Zijn werk met The Band tussen 1965 en 1975, zijn meesterwerk Like a rolling stone, de beste LP aller tijden Blonde on Blonde, The Rolling Thunder Revue en de volgende geweldige (volgens sommigen zijn mooiste) plaat: Blood on the tracks, de Jesus-periode, de writers block in de jaren '80 en de indrukwekkende come back met Time out of mind. Eveneens overbekend is, dat over de persoon Bob Dylan feitelijk heel weinig bekend is, dat er een mystieke waas over die persoon en over zijn werk hangt en dat dát hem nu juist zo intrigerend maakt. Ik zal mij hierna beperken tot enkele persoonlijke opmerkingen, ervaringen en bespiegelingen.

Ik herinner me levendig een, helaas door mij niet bewaard, verslag in het weekblad Televizier, geschreven door Simon Vinkenoog, over Bob Dylan's optreden in de Londense Royal Albert Hall in mei 1966. En de bijbehorende foto's van Dylan in een absurd geruit pak, zijn handen klauwend in de lucht, zijn verbeten grimas. Die beelden zouden terugkeren in de documentaire No Direction Home en de geluiden op de CD Live 1966. Wat was ik er achteraf graag bij geweest, hoewel ik het toentertijd wellicht helemaal niks gevonden zou hebben. Dylan deed Nederland pas voor het eerst aan in 1978 en in de tussenliggende jaren was er héél wat gebeurd!

In de reeds genoemde boekenkast maar ook op talloze websites valt nauwkeurig na te gaan wanneer Dylan waar heeft gespeeld, wat hij ten gehore bracht, of hij mondharmonica speelde en wat voor soort hoofddeksel hij droeg. In wat diepergaande beschouwingen is de inhoud van zijn teksten onderwerp van analyses en heftige debatten. Soms gaat het ook over Dylan's composities en de herkomst van zijn muziek. Het is ondoenlijk om in deze column op die manier over Bob Dylan en zijn werk te schrijven. Laat ik mij daarom beperken tot een paar zaken die voor mij zelf van belang zijn (ik ben het tenslotte, die achter zijn muziek aan gaat) of op mij grote indruk hebben gemaakt. Ik wil hierbij echter aantekenen dat ik een heleboel favoriete nummers kan noemen, maar als ik dit artikel volgende week zou schrijven, rolt er weer een heel ander lijstje uit.

Het is 23 juni 1978. Al maanden eerder heb ik kaartjes gekocht voor het allereerste Nederlandse Dylan-concert. Enige tijd later heeft mijn dochter van 2 op één of andere manier die kaartjes te pakken gekregen en door midden gescheurd. Met angst en vreze plak ik ze weer aan elkaar, maar ik kom gelukkig het toegangspoortje door.
Het laatste wat van Bob Dylan bekend was ging over zijn echtscheiding, we kenden de schitterende LP Blood on the tracks, die daarmee direct of indirect te maken had, met het ijzingwekkende nummer Idiot Wind, en we hadden gehoord van de Rolling Thunder Revue. In het uitverkochte Feyenoord Stadion betreedt - na een uitgebreid voorprogramma, waardoor het geheel de allure van een festival kreeg -  een geheel andere Dylan het podium. Een showartiest à la Elvis Presley met een dito band. Maar wat heb ik genoten van deze eerste live belevenis en de meeste nummers bleven ruimschoots overeind. Was het nog niet eerder duidelijk geworden, dan nu wel: Bob Dylan zou zijn eigen repertoire, én zichzelf, telkens opnieuw uitvinden. Zo werden oude nummers in de loop der jaren steeds weer nieuw en kregen ze een andere betekenis. Er zijn voorbeelden genoeg aan te wijzen waar de nieuwe aanpak, althans op mij, niet het gewenste of bedoelde effect had. Maar altijd ook kwamen er pareltjes voorbij.

Roots
Het mooie van Bob Dylan vind ik dat hij, wat hij ook zelf aan repertoire schiep, zijn wortels altijd trouw is gebleven. Dat begrip moet je ruim opvatten; ik heb het hier niet alleen over traditionele folk en blues, maar ook de populaire muziek uit de jaren '40 en '50 waarmee hij opgroeide. Er zijn periodes geweest waar dit wat minder tot uiting kwam, maar hij begon zijn carrière met traditionals, greep daar in 1992 en '93 nog eens stevig naar terug met twee akoestische albums en heeft door de jaren heen met grote regelmaat een folksong in zijn concerten opgenomen, soms zelfs als opener, zoals Duncan and Brady. Op zijn laatste vier albums laat Dylan zich expliciet inspireren door 100 jaar Amerikaanse muziekgeschiedenis, hetgeen misschien wel culmineert in de binnenkort te verschijnen kerst-CD, die overduidelijk geënt is op de stijl van types als Dean Martin en Perry Como. Wat je er ook van vindt, ook nu weer blijft Bob Dylan verrassen.
De blues, één van de bronnen van de rockmuziek, is alom tegenwoordig in Dylan's repertoire en keert telkenmale terug. Daarmee vind ik hem één van de beste blanke blueszangers, niet in het minst vanwege zijn doorleefde stem en interpretatie.
Een paar voorbeelden uit de traditionele folk die mij na aan het hart liggen.
Man of constant sorrow. Op zijn allereerste LP een sobere, akoestische uitvoering, waarbij Dylan zijn best doet te klinken alsof hij die sorrow al decennia heeft. Mede naar aanleiding van de film O Brother where art thou? kwam hij met een nieuwe, geïnspireerde aanpak, ondersteund door één van de beste begeleidingsgroepen die hij ooit had, waarin de supergitaristen Larry Campbell en Charlie Sexton. Ik kon er van genieten in mei 2002 in de Ahoy.
The House Carpenter, een outtake van zijn tweede LP en Barbara Allen, van een live opname, gemaakt in The Gaslight in Greenwich Village in 1962. Lange tijd een bootleg, maar sinds enige tijd op CD beschikbaar dank zij de door de Volkskrant uitgegeven box The Bob Dylan 60's collection. Hiermee toont Bob Dylan dat hij overweg kan met lange balladen, zoals hij er zelf ook diverse zou schrijven.
Van de CD World gone wrong ben ik onder meer gek op de uitvoering van Delia, maar ook van Broke down engine, een nummer van Blind Willie McTell, aan wie Bob Dylan in 1983 een eigen song opdroeg, die helaas de LP Infidels niet haalde, maar later wel is uitgebracht en veelvuldig tijdens concerten te horen is geweest.
Ook aan covers van door anderen geschreven nummers waagt Dylan zich bij tijd en wijle. Een niet zo geslaagd voorbeeld hiervan is de dubbel LP Self Portrait uit 1979. Down in the groove, een naar mijn smaak ondergewaardeerd album uit 1987 is beter geslaagd en biedt geïnspireerde uitvoeringen van onder meer Let's stick together en van Ninety miles an hour van Hank Snow, één van mijn favorieten. Van een TV uitzending vanuit Spanje met gitaar-helden (Sevilla, 1991) herinner ik me overigens een schitterende uitvoering, begeleid door Richard Thompson,  van Across the borderline, dat we kennen van John Hiatt, die het schreef samen met Ry Cooder en James Dickinson. Ineens ontdekte ik er meerdere lagen in.

Over enkele dagen volgt het tweede en laatste deel van Bob Dylan, Together through life door Peter Koene.