john kirkpatrick - make no bones
John Kirkpatrick - Make No Bones - Fledg'ling FLED 3065

Als je écht Engelse folk wilt horen moet je eens een van de vele albums draaien die John Kirkpatrick in zijn ruim 35-jarige carrière heeft gemaakt. Solo, in duo met Sue Harris of met gerenommeerde bands waarin hij speelde. Telkens als zijn accordeon of concertina opklinkt en zeker wanneer hij zijn stem verheft, is er geen twijfel meer mogelijk over zijn afkomst.

In 1972 debuteerde hij met het solo-album Jump At The Sun. Twee Fairport-muzikanten werkten eraan mee: Ashley Hutchings en Richard Thompson. Later dat jaar schoof hij bij diezelfde twee kanjers aan in het folkrock-project Morris On. Er zouden tientallen albums volgen ondermeer met The Albion Country Band, Magic Lantern, The Albion Band, Umps and Dumps, Steeleye Span, The Richard Thompson Band, Brass Monkey of zijn eigen John Kirkpatrick Band. Ook maakte hij deel uit van de Band of Hope, meerdere ceilidh bands en van Trans-Europe Diatonique (met de andere topaccordeonisten Riccardo Tesi, Kepa Junkera en Marc Perrone). Hij speelde als gastmuzikant mee op platen van bijvoorbeeld Leon Rosselson, Frankie Armstrong, Roy Bailey en vele anderen. Al met al is John Kirkpatrick op meer dan tweehonderd albums te horen!
 
Mocht je niets van dat al in huis hebben dan volstaat eigenlijk ook het beluisteren van zijn recente dubbelabum Make No Bones (voor de prijs van 1 cd). Ontdaan van alle toeters en bellen, zónder al die andere begeleiders, louter alleen stem plus accordeon. Alweer blijkt dat minder ook meer kan betekenen. Vijfentachtig minuten lang; een uithoudingsslag, maar ga je er eenmaal voor zitten dan wordt je geduld dubbel en dwars beloond.  

Kirkpatrick is dé Engelse meester op knoppenaccordeon, melodeon en concertina. Bovendien is hij een begaafd componist van tunes en songs in de traditionele stijl. Verfijnd klinkt zijn zeshoekige concertina, luister maar eens naar King George The Third's  Minuet. Dan weer lyrisch dan weer robuust pakt hij uit op zijn diatonische eenrijer en tweerijer, of op zijn knoppenaccordeon. Vaak speelt hij met een aanstekelijke drive. Van oudsher zitten de morrisdansjes hem als gegoten, maar je hoort net zo goed swingende jigs en hornpipes waarop beginnende accordeonisten hun vingers breken.  

Het merendeel van de tunes is stokoud, zoals The Iron Bridge Hornpipe, St David's Day, St Patrick's Day In The Morning en St George's Day. Maar zijn gepeperde bewerkingen  brengen ze opnieuw tot leven. Dat geldt ook voor de song-begeleiding. Kirkpatrick maakt zelf al bijna vijftig jaar deel uit van een morrisdansgroep, dus zijn dans-feel hoor je terug in vrijwel elk arrangement.
 
Van de vier tunes van eigen makelij noem ik graag Tristan And Iseult, een van de vele muziekjes die Kirkpatrick tijdens zijn carrière op verzoek schreef bij theaterstukken. In zijn uitvoerige toelichting (bij elk nummer) schrijft hij met de van hem bekende onderkoelde Britse humor: 'From time to time I have provided music for plays in the theatre. This often produces material that I  wouldn't want anyone to hear outside that context, (or, occasionally, even within it!) but now and again a tune appears that won't go away.'  Dat geldt zéker voor dit liefdesthema, natuurlijk gegoten in heerlijk gedragen mazurka.

Kirkpatrick mag dan bekend staan als de belangrijkste Engelse pionier op accordeon uit de vorige folkrevival, als zanger komt hij ook aangenaam voor de dag. De twee schijfjes bieden naast 12 tunes dan ook 13 (!) songs. Zo bevat de eerste schijf  vijf  ‘rustiger' zangnummers op rij waaronder de a capella gezongen traditional The Wild, Wild Berry en een schitterende versie van de traditional Cold Blows The Wind.
 
Het gaat om nogal wat ‘oude' ballads, maar er zijn ook vier eigen songs en een verrassende cover, namelijk Fish And Bird van Tom Waits, waarin een vogeltje verliefd wordt op een walvis. Kirkpatrick krikt de slepende wat vermoeid klinkende Waits-versie op tot een zwierig walsje met vrolijke zang. Terecht want een passage als ...He said: you cannot live in the ocean / And she said to him: / You never can live in the sky / But the ocean is filled with tears / And the sea turns into a mirror / There's a whale in the moon when it's clear / And a bird on the tide... verdient het om met een glimlach te worden gezongen.

Hoe sterk zijn stem ook is, twaalf (!) minuten onafgebroken a capella in de traditional Lord Bateman zal voor de meeste luisteraars te veel van het goede zijn. Je aandacht erbij houden is een kunst, dat vereist de nodige rust in je donder. Toch is het me gelukt, want Kirkpatrick's stem klinkt nog net zo fris als dertig jaar geleden toen ik hem voor het eerst live aan het werk zag met zijn toenmalige vrouw Sue Harris op de Folkdag Moergestel. Naast die frisheid boeit de dynamiek die hij in zijn zangstijl legt.
 
Kirkpatrick sluit dit dubbel-album ironisch af met een subtiel statement: I Wanna Go Twang (But I Just Go Tooraloo). Als voorvechter voor het behoud van de Engelse traditie ergert hij zich aan Britse collega's die zich een populair Amerikaans accent aanmeten: ‘the transatlantic singer-songwriter style has more street cred than trying to sing like your grandparents'.
Dit soort ideëen en zijn energieke en liefdevolle bewerking van Engelse traditionele muziek slaan aan bij de jonge Britse folkscene. Komende zaterdag 14/7 kun je dat  horen als de wervelende Britse folk-‘bigband' Bellowhead het Brosella-festival (zie www.brosella.be) aan de voet van het Brusselse Atomium afsluit. Elf muzikanten onder aanvoering van zanger/violist Jon Boden en accordeonist John Spiers. In Bodens zangstijl herken je die van Kirkpatrick en diens tijdgenoot Martin Carthy, terwijl het accordeonspel van Spiers zonder het voorbeeld van Kirkpatrick nooit zo zou hebben geklonken. Op gitaar speelt een van Kirkpatricks vier zonen: Benji. De blaassectie in de groep is geïnspireerd door Brass Monkey (de bijzondere groep die Kirkpatrick en Carthy oprichtten in de tachtiger jaren).

Henk - Waardering 8,5