wè-nun henk - over de liefde en andere duivels
Wè-nun Henk - Over de Liefde en andere Duivels - Silvox SIL 176

Traditionele oud-Nederlandse en Vlaamse ballades, verhalende liedjes en deunen klinken in handen van de Nederlandse band Wè-nun Henk absoluut niet  meer oubollig. Ze krijgen een geluid mee dat past in deze tijd. De sound schurkt aan tegen vernieuwende alternatieve Scandinavische, Franse en Belgische folk. Wè-nun Henk klinkt groovy, heeft de spanning van progressieve rock, maar bewaart steeds een onmiskenbaar respect voor authenticiteit.

Wè-nun Henk volhardt op een aangename wijze in zijn zoektocht naar oorspronkelijk materiaal dat niet eerder of nauwelijks nog door andere folkgroepen is opgepikt. Niet dat ze zelf veldwerk verrichten, maar wel veel speurwerk in beschikbare archieven en andere bronnen.  Dat materiaal wordt afgestoft en opgepoetst met nieuwe arrangementen. De creativiteit waarmee ze dat doen is misschien nog wel belangrijker dan de originaliteit van het repertoire.  Bovendien spat na twaalf jaar het spelplezier er nog steeds vanaf, zoals gisteren bleek bij de presenatie van hun album in Tilburg.  

Wè-nun Henk weet dat de tijd al lang voorbij is waarin volksmuziek nieuw leven ingeblazen wordt door eenvoudigweg drums en bas toe te voegen. Bij ‘Henks' reanimatie transformeren obligate roffels op drums in verrassend hoekige patronen op dof ploffende troms en gedempt blikkerige bekkens. Deze basis - als een rauwe ongepolijste diamant - wordt versterkt door de contrabas die eveneens langs creatieve wegen plokt en een dramatische lading toevoegt als-ie wordt bestreken.

Daarmee houdt de boeiende reanimatie niet op. De banjo klinkt eerder aards dan frivool en de viool net zo goed gekweld als lyrisch of elegant. De gitaar wordt knap subtiel betokkeld, zoals ook de traditionele instrumenten mandoloncelle en tambura (een Bulgaarse variant op de Griekse bouzouki). De draailier brengt zo nodig een fraai laagje oud vernis aan. De zanger kiest voor gewaagde zanglijnen, waarbij de vrees voor valsheid telkens net op tijd de kop wordt ingedrukt. Waar hij in het nummer Pieter Ging Vrijen bijna de afgrond inkukelt wordt de toon bewust zo gekozen, het gaat immers over een valse schoonmoeder...

De spannend gestreken en ijselijk kermende viool in De Duivel En Het Meisje brengt de duivel tot leven, maar ook in de alsmaar twinkelende desolate banjo klinkt meteen onheil door. Hel en verdoemenis zijn niet ver weg. "De duivel die pakte haar bij de hand, dat 't  bloed spatte uit vinger en nagelrand;  Toen maakte hij van haar een paard, en reed er mee naar de smidse voorwaar". Tja, grootmoeders liedjes zoals deze ballade, die de oude mevrouw Clara Scheele-Habraken uit Udenhout in de vorige eeuw voorzong aan liedoptekenaar  Ate Doornbosch, zijn minder onschuldig dan je denkt. Wè-nun Henk likt er zijn vingers bij af.

Denk niet dat het enkel kommer en kwel is. In het intieme Hanselijn, met afgewogen gitaarspel van Mark van Dal, weet een jonge meid een mooie gevangene uit de toren te bevrijden, want ..."het meisje liet bakken twee witte broods, daar in twee scherpe vijlen. Ze wierp ze al in die toren zo hoog, och liefste wilt jou los vijlen"...  En 's Avonds (uit Edm. De Cousemaker) kent in de opgeruimd vlotte, maar ook ritmisch verrassende compositie, enige hitpotentie.    

Hier en daar zet Wè-nun Henk de tekst wat naar hun hand. Soms schrijven ze er een eigen melodie bij. Of ze combineren de oorspronkelijke melodie met (flarden uit) andere oeroude melodieën. Alle brongegevens zijn nauwlettend genoteerd in het begeleidend tekstboekje.  

Van de dertien nummers zijn er drie louter instrumentaal. Alle drie hebben ze iets speciaals. Ginderbuiten is een zalige mazurka die ze vanwege de kreunende fiddle-intro en de donkere invulling op gitaar en slagwerk een manisch-depressief karakter toedichten. In de instrumentale medley Barceloone/Dronken Wyf/De Harderties gaat het in nauwelijks 3 minuten van gedragen renaissance tot urgentie anno 2007. Zweedt is een Zweeds getinte korte compositie van Katrien Bos voor viool en acht voeten.

Dit laatste instrumentaaltje vormt de nieuwe intro voor Datmen Eens Van Drincken Spraeck / Maseurtje, dat we al kennen van de verzamel-cd Nieuw Akoestisch Peil (M&W, 2005). Voor dit nummer is een andere bewerking gemaakt, zoals ook voor de eveneens van Nieuw Akoestisch Peil bekende nummers Jan de Mulder en Te Haerlem In Den Houte. Bij dit laatste nummer is in deze nieuwe versie een gastrol weggelegd voor Marcel Grotens (ex-Dubius) op doedelzak.

De cd is opgenomen in de volgende bezetting: Luc Plompen (zang), Carel van Oirschot (banjo, tambura, mandoloncelle, zang), Nicoline Soeter (viool, altviool), Mark van Dal (gitaar), Katrien Bos (contrabas, viool), Roeland Uijtdewilligen (slagwerk, zang), Hans Hoosemans (madoloncelle, draailier).  

Marcel Grotens speelde gisteren tijdens de cd-presentatie bij Folkcafé Tilburg ook even mee. Een grotere gastrol was daar voor een ander ex-Dubius muzikant, violist Peter Bos. Sinds het vertrek van violiste Nicoline Soeter (die ook nog even aantrad), neemt hij tijdelijk maar op overtuigende wijze haar plaats in.

De techniek bij de opnamen in de Bredase Fuaime-studio was in handen van Guy Roelofs (Tjane). Het fraaie hoesontwerp is van de Vlaamse Judith Vanistendael. Via internet is het album te bestellen op www.silvox.nl. Zie ook www.we-nunhenk.nl.

Henk - Waardering 9