CDs
Steeleye Span – Bloody Men
Steeleye Span - Bloody Men - Park Records PRKCD 91
We hadden al min of meer afscheid genomen van deze legendarische groep. Daar was ook alle reden toe na een reeks tegenvallende CD's waaronder They called her Babylon en het bedroevend slechte Winter (beide 2004). Het niveau van Now we are Six (1974) of Storm Force Ten (1977) zal wel nooit meer gehaald worden, maar er zit zowaar weer wat leven in Steeleye Span.
Het is moeilijk voorstelbaar dat deze Bloody Men in dezelfde samenstelling wordt afgeleverd als die 2 voorafgaande CD's. Ken Nicol (ex-Albion Band) neemt een aantal composities voor zijn rekening. Geheel in Steeleye Span stijl maar verfrissend door de manier waarop het Albion Band-gitaargeluid toegevoegd wordt. Daarbij beschikt hij ook nog over een aangename stem. Ook violist Peter Knight lijkt opgebloeid, getuige zijn zeer verzorgd en bij vlagen onnavolgbare spel. De slijtage op de stem van Maddy Prior is hier en daar duidelijk hoorbaar maar desondanks weet ze toch ouderwets te imponeren in een aantal ballads.
Bloody Men is een dubbel CD met een beperkte speelduur van totaal +62 minuten. Dat staat overigens keurig aangegeven op het hoesje. Ik snap wel waarom men voor een dubbel CD gekozen heeft. CD 1 en 2 hebben een duidelijk andere sfeer. De tweede CD bevat een soort mini-folkopera (slechts +16 minuten) van de hand van Rick Kemp. Ned Ludd is de figuur waarom het draait in de vijf korte stukken. Tijdens de industriële revolutie werden veel boeren in Engeland, via de zgn. politiek van "inclosure", gedwongen om te gaan werken in fabrieken in de steden. Al snel kwam men daar tegen in opstand en ging het verhaal dat ene Ned Ludd persoonlijk een weefgetouw vernield had. Zo werden de "Luddites" geboren. Een georganiseerde groep die zich verzette tegen de "inclosure" politiek en dacht daar een einde aan te kunnen maken via het vernielen van alle moderne machinerieën. Die rebellie werd uiteindelijk bloedig onderdrukt. Leuk detail: het is maar zeer de vraag of deze Ned Ludd werkelijk bestaan heeft of ontsproten is aan de fantasie van de "Luddites". Het historisch verhaal boeit, de muzikale vertaling heel wat minder. Rick Kemp is geen groot zanger en het is mij een raadsel waarom hij in 3 van de 5 nummers van deze Ned Ludd cyclus de vocalen voor zijn rekening neemt. Dat doet Maddy Prior in de overige twee stukken toch een stuk beter. Ook de arrangementen kunnen mij maar matig bekoren. Part 3 heeft zo'n ouderwets recht toe-recht aan folkrockarrangement van dertien in een dozijn. Part 4 is voorzien van een erg lelijke, wat industrieel aandoende, begeleiding.
Nee, dan is er aanmerkelijk meer plezier te beleven aan de eerste CD. Daarbij grijpt Steeleye Span regelmatig terug naar het verleden (soms moeten we erg diep in het folkgeheugen graven), maar herhaalt zich daarbij gelukkig daarbij niet. Cold Haily Windy Night verscheen al in 1971 op Please see the King. Hoewel Rick Kemp niet aan de vocale kwaliteiten van toenmalig lid Martin Carthy kan tippen, bevalt deze nieuwe versie me. Modern en strak, gebracht met veel vaart. Lord Gregory biedt de mogelijkheid de stem van Maddy Prior anno nu te vergelijken met die uit 1976. Toen nam ze met June Tabor (Silly Sisters) een ietwat afwijkende versie op onder de titel Lass of Loch Royal. De versie uit '76 staat nog als een huis, soepel gezongen en zuiver tot in de hoogste tonen. De Lord Gregory op deze Bloody Men kost Maddy Prior beduidend meer moeite maar klinkt acceptabel. Niet in de laatste plaats door de effecten die Peter Knight hier uit zijn viool tovert. Het lijkt warempel of er een kleine brassband op de achtergrond meedoet.
Opener Bonny Black Hare is ook al zo'n oudje. Martin Carthy (1971) en Fairport Convention (1979) namen het nummer al eerder op. Steeleye Span maakt er een echte heavy versie van. Primitief, beukend drumwerk van Liam Genockey en snoeiharde riffs uit de gitaar van Nicol geven het nummer een zeer stevig karakter. Jammer dat Maddy Prior dat niet bij kan benen. In een poging rauw en ongepolijst te zingen overschreeuwt ze zichzelf. The First House in Connaught is een simpele Ierse reel. Al eerder te horen op Tempted en Tried (1989). Toen nog gekoppeld aan Sailor's Bonnet, hier aan de Ierse reel Lady of the House. De 2e reel klinkt aanmerkelijk energieker dan de eerste en lijkt door het tokkelend (elektrieke) snarenwerk en het Schots aandoende drumwerk, zo van een Five Hand Reel CD weggelopen. Heel apart is de versie van The 3 Sisters. Delen uit het refrein herken je onmiddellijk, The 2 sisters van o.a. Clannad. Voor het vervolg schreef Ken Nicol een Amerikaans/Gospelachtig arrangement. Ook in dit nummer een zeer sterke partij van violist Peter Knight die zich niets lijkt aan te trekken van dat arrangement en een hele avontuurlijke (om)weg kiest.
Ken Nicol is verantwoordelijk voor twee sterke nummers in typisch Engelse folkstijl. The Story of the Scullion King beschrijft in een prachtige tekst het waar gebeurde verhaal van een bakkerszoon, Lambert Simnel, die met hulp en via list en bedrog, zich uitgaf voor The Earl of Warwick (de echte zat gevangen in The Tower). Simnel wordt tot koning gekroond in Ierland (Edward VII). Uiteindelijk verliest hij de beslissende veldslag in Engeland tegen Hendrik VII. Hij wordt gevangen genomen en te werk gezet in de keuken van Hendrik VII als keukenhulpje (=Scullion). Demon of the Well vertelt het verhaal van dienstmeid Peg O'Nelly. Mishandeld en uiteindelijk vermoord door haar meerdere. Haar lichaam werd in een bron gegooid. Alle mysterieuse verdwijningen die nadien plaatsvonden werden toegeschreven aan de wraaklustige geest van Peg O'Nelly, de "Demon of the Well". Het slide-spel op de blikkerige Steel Resonator door Nicol en het onheilspellend vioolgeluid van Knight geven dit nummer extra spankracht.
Ik schreef al dat er sleet zit op de stem van Maddy Prior. Dat is ook goed te horen in de samenzang die ze, in tegenstelling tot vroeger, niet meer domineert. Maar in de ballads The Dreamer and the Widow (heel mooi akoestisch begeleid door gitaar en viool) en Whummil Bore horen we een ouderwets goede Prior.
Lord Elgin heeft een cryptische ondertitel: "This song is not what it seems on the face of it". Dat blijkt te kloppen. Vergeefs was ik aan het zoeken wie deze Lord Elgin dan wel geweest mocht zijn aan wie deze liefdesbetuiging was opgedragen. De uitkomst bleek een afknapper: een Amerikaans horlogemerk (Elgin). Het bloedeloze soft-poparrangement is niet aan mij besteed maar de meerstemmige vocalen zijn in orde.
37 jaar bestaat Steeleye Span nu. Deze Bloody Men is ondanks de overbodige tweede CD hun sterkste sinds Time (1996). Er blijkt nog genoeg kwaliteit aanwezig om de 40 jaar vol te maken.
Paul, waardering 7½