CDs
Tref klinkt heerlijk bruisend en organisch
Dit is zo'n album dat je na 1 luisterbeurt zonder reserve de hemel in prijst. En dat is bijzonder voor een louter instrumentale cd. Loop to the Moon van het Belgische trio Tref is fris, toegankelijk, dynamisch, sprankelend en afwisselend. Bovendien helder geregistreerd.
Hun debuutalbum Accordeon Diatonic was vijf jaar terug al opvallend. Nu doen ze het met minder man. Enkel twee diatonische accordeons en percussie. Andere verschillen met toen: het is nu iets minder dromerig en artistiekerig, het klinkt bruisender en organischer. En er is vooral een meer geprononceerde rol voor percussie.
Wim Claeys en Didier Laloy zijn inmiddels wijd en zijd ruimschoots gerespecteerde kanjers op diatonische accordeon. Ze hoeven zich niet meer te bewijzen. Dat komt hun spel en composities ten goede. Ze gaan ogenschijnlijk simpeler te werk, maar bereiken daarmee een knapper resultaat. De composities zitten minder vol. Natuurlijk is er de prachtige dialoog tussen de twee accordeons, met naadloos in elkaar grijpende partijen. Maar er is ook meer plek voor een accordeon alleen.
In de indrukwekkende rustige opening van het album wordt het belang van percussionist Frédéric Malempré meteen duidelijk. En dat zal in vrijwel alle nummers zo blijven. Alleen in het korte Äckem (from Äckem-Wäckem) ontbreekt hij. Dat is een dromerige intro op Wäckem (from Äckem-Wäckem). Maar daarin slaat hij dan ook toe als een percussie-wizard.
In dit Scandinavisch getint nummer, waarin Claeys ook even de mondharp bespeelt, doet Malempré mij denken aan de Zweedse percussionist Terje Isungset van de bands Groupa en Utla. Vrijwel alleen handwerk, zowel subtiel als overrompelend. Een darbouka laat hij door variërende techniek grooven als een ouderwetse foekepot.
In Jalloenal klinkt niet alleen de accordeon alsof het een Baskisch nummer is à la Kepa Junkera, maar ook de percussie krijgt de traditionele Baskische trekjes van een txalaparta, de van houten planken opgetrokken reuzexylofoon.
In Coucoureel hoor je Malempré zijn vingers blauw slaan op bekkens. Het is overigens een bevlogen reel van de hand van Claeys vol subtiliteit en humoristische wendingen waarmee het geregeld uit de voorspelbare dansbaarheid wordt weggetrokken.
Overtuigend neemt Claeys het merendeel van de composities voor zijn rekening: tien van de veertien. Laloy schreef er drie en dan is er nog een aanstekelijke set traditionele andro's, verzameld door hun vroegere Tref-metgezel, accordeonist Bruno Le Tron.
Het album is afwisselend. Zo volgt het springerige Comme La Pologne van Didier Laloy (met een indringende solo van Malempré) op de rustige opening en gaat het vooraf aan het al genoemde verstilde Äckem. En voordat de onstuimige Coucoureel opklinkt was er een zwierige wals Dorothée van Laloy.
Het album hangt van de mooie momenten aan elkaar. Het mooiste vind ik misschien nog wel de Siskawals. Heerlijk deinend waan je je op de Amsterdamse Albert Kuyp waar 't draaiorgel zachtjes speelt. Dan opeens komt een trommelkorps de hoek om en ontstaat een trekzakfanfare. Iedereen sluit zich aan en walsend trekt die stoet verder de stad in... Prachtig van eenvoud, maar oh zo knap van zeggingskracht.
Henk - Waardering 9-