CDs
Alleskunner David Olney
David Olney - One Tough Town - Red Parlor RPD00705
David Olney is de literator van het Amerikaanse roots-geörienteerde singer-songwritersgilde. Zijn taalgebruik is zowel poëtisch als inventief; met evengoed gevoel voor humor als tragiek. De teksten kennen meest meer lagen, zijn invalshoeken zijn origineel zo niet bizar. Verwacht echter geen onkreukbare schoonheid. Daarvoor schuilt er in Olney teveel een podiumbeest en een rauwe rocker. Met gemak tovert hij kippevel op je arm, maar meer nog een glimlach om je mond zoals zijn jongste album One Tough Town toont.
Hij mag dan misschien niet beschikken over de meest gepolijste stem, maar is ermee tot veel in staat. Als meester van de intonatie zalft-ie even gemakkelijk dan dat-ie schmiert, vuilbekt, brult als ‘n beer, of hysterisch lacht. Klinkt-ie donkerrauw in Oh Yeah (Dead Man's Shoes), poesliever als in No Lies (geleend van Nederlander Rudy van Dam) hoorde ik hem zelden.
Dat soort uitersten zoekt hij graag op. Ook in zijn sound. Dat resulteert in misschien wel zijn meest afwisselend album ooit. Zo knipoogt-ie naar dixieland in Sweet Patato of Rainbow's End, maakt ie van See How Mighty Have Fallen een 16 Horsepower-like gospel, laat-ie Van Zandts' Snake Song sinister zinderen, verpakt-ie de titelsong in een relaxte slowblues, swingt-ie laid back New Orleans-jazzy in Who's the Dummy Now en rockt & rollt-ie stomend in Sweet Poison.
Olney is een doorwrocht snarenman, maar meteen al in het slow rockende Whistle Blow is ook zijn mondharmonica-spel ongeëvenaard. Instrumentaal zit het sowieso goed. Opvallend is de prominente rol voor blazers. In de helft van de nummers neemt de tuba (Bill Huber) de rol over van bassist Dave Roe. Ook hoor je trombones, klarinet en (gedempte) trompet. In combinatie met banjo en ukelele kruipt dat nu en dan dicht aan tegen een Tom Waits-achtige sound.
Maar natuurlijk ontbreekt ruig snarenwerk niet. Olney mag zelf graag grijpen naar de elektrische gitaar, maar als hij ‘t te druk heeft met ukelele, akoestische gitaar, of baritone elektrische gitaar laat hij dat over aan zijn tourmaatje Sergio Webb, die daarmee naar de keel grijpt in Snake Song. In Richard Bailey heeft-ie een erkend banjokanjer ingehuurd. Een enkele keer wordt een nummer bijgekleurd op piano, orgeltje of pedal steel.
Zoals meestal bij Olney gaat het hier niet om de gemakkelijkste kost. Al was het alleen al door het uiteenwaaieren van stijlen. Ben je meer gecharmeerd van zijn rustige werk, dan moet je zijn rauwe trekjes op de koop toe nemen. Sla je bij de eerste verwijzingen naar dixieland of jazz al op tilt dan krijg je het zwaar. Maar als het je lukt dit album twee keer van voor naar achteren te beluisteren, dan raak je er niet licht meer van los. Al was het alleen al vanwege de schitterende song-onderwerpen. Zo handelt Who's the Dummy Now? over de verhouding tussen een klungelige buikspreker en zijn pop, die het onderhand beu is de act overeind te houden...
Henk - Waardering 9