Image
Een hemels album


Dacht ik met het wereldalbum van Mercedes Peón het mooiste album van het jaar gehoord te hebben. Mis, Acqua Foco E Vento van Riccardo Tesi en Maurizio Geri gaat daar overheen. Laten we het een hemels album noemen.

Je herkent meteen de klasse. Die ietwat nasale maar toch aangenaam warme expressieve stem van Maurizio Geri, dat herkenbare accordeongeluid van Riccardo Tesi, de fraaie arrangementen en vooral de op dit album zo schitterende samenzang. Op het eerste gehoor klinkt het tamelijk traditioneel. Maar elke keer hoor ik weer iets nieuws in de oude Toscaanse songs, die met veel respect voor de traditie een nieuwe make-up kregen. Dit is een groeibriljant. Ik ben ervan gaan houden.

Acqua Foco E Vento (water, wind en vuur) is al een kleine twee jaar geleden opgenomen. Het is op de plank blijven liggen vanwege de release van die andere fraaie Tesi-cd: Thapsos. Twee tegelijk is commercieel niet verantwoord. Dat was dan ook niet de bedoeling. Acqua Foco E Vento kwam er als het ware plotseling tussendoor fietsen. Het album kent een andere ontstaansgeschiedenis dan de reguliere Tesi-cd's. Het is in opdracht gemaakt.

Enkele lokale organisaties - ondersteund door de Europese Unie - wilden het culturele erfgoed van een relatief kleine bergachtige regio rond Pistoia (30 km ten westen van Florence) en de invloeden daarop uit andere regio's als Sienna en Corsica vastleggen voor het nageslacht. Ze dachten daarbij speciaal aan de traditionele liederen waarin de geschiedenis doorklinkt. Wat lag er meer voor de hand dan dat ze de wereldberoemde etnomusicoloog en accordeonist Riccardo Tesi in de arm namen. Tesi is immers een kind van de regio. Hij vond in Maurizio Geri (zanger/gitarist in zijn groep Banditaliana) de juiste collega-projectleider, die ook in dat gebied opgroeide. Geri nam de research voor zijn rekening en samen kozen ze de mooiste teksten en melodieën uit.

Ze haalden zangeres Anna Granata erbij, die ooit moet zijn verwekt met zangzaad. Verder vulden ze de gelegenheidsgroep aan met een tiental muzikanten op instrumenten als sax, cello, contrabas, mandola, drums, piano, harmonium, percussie en cymbaal.

Met zijn breed opgebouwde muzikale know how, ervaring en met de warmte die hij voelt voor de traditie van zijn eigen geboortegrond, is Tesi ermee aan de slag gegaan. Alle traditionele nummers hebben een typische Tesi-bewerking ondergaan. Dat wil zeggen dat hij invloeden uit andere muziekstijlen naadloos inpast.

Als etnomusicoloog weet hij als geen ander dat volksmuziek door de eeuwen heen alsmaar transformeert. Elke generatie doet er zijn eigen ding mee. Elke traditional klinkt tegenwoordig dus anders dan toen die ontstond. Instrumenten veranderen, invloeden van andere culturen doen hun werk, etc.

Tesi vindt die theoretische kant meer iets voor de etnomusicoloog. Die mag oude liedjes optekenen, verzamelen en documenteren. De muzikant moet er gewoon op zijn eigen manier mee aan de slag kunnen gaan, vindt hij. In het informatieve albumboekje zegt Tesi dan ook: "We've rewritten and arrangened them through the filter of our own diverse musical experiences and sensibilities with no philological or didactic design but with much love and respect for the tradition."

Hij is daar in geslaagd als nooit tevoren. Je proeft steeds de traditie. Ook in de regelrechte rap Tonio Romito (een kinderrijmpje), of als Mendelssohns Hochzeitsmarsch en Verdi's La Traviata om de hoek komen kijken in de vrolijke aanstekelijke bruiloftsmars La Cena Della Sposa.

Riccardo Tesi kent het gros van het materiaal al vanaf zijn kinderjaren. Er werd in Toscane thuis veel gezongen. Die zang vormt nu een belangrijke leidraad in dit project. Daarom was 'een goede stem' een van de criteria die Tesi hanteerde bij de samenstelling van zijn gelegenheidsorkest. Naast Mauizio Geri en Anna Granata vond hij nóg drie begenadigde zangers in mandola-speler Mauro Palmas (speelt ook bij Elena Ledda), frame-drums-bespeler Nando Citarella (die we ook al hoorden zingen op de Thapsos-cd) en toetsenist Devis Longo. Deze Longo is een groot man in de Italiaanse vocale wereld. Ooit zong hij in de legendarische folkgroep La Ciapa Russa, waar hij ondermeer op het album Aji & Safrin het arrangement van het a capella nummer Cus Feve si Marin voor zijn rekening nam. Nu zingt hij als bariton o.a. in opera-uitvoeringen van het Orchestra Filharmonica Italiana. Op dit album speelt en zingt hij, maar is hij ook de Vocal Director.

Geen wonder dus dat de vocalen op Acqua Foco E Vento zo'n hoog niveau halen. In complexe arrangementen stijgt de zang tot hemelse hoogte. Soms roept het inderdaad herinneringen op aan de late La Ciapa Russa zoals in Iuccumere, Bevanda Sonnifera, of het gedragen Maggi. In Maggio di Vico, een liedje waarmee in de meimaand langs de deuren werd gegaan om tegen een kleine beloning het nieuwe seizoen in te luiden, worden stemmen als muziekinstrument gebruikt. In deze nog zelden gebruikte 'bei'-zangtechniek lijkt het welhaast of een draaiorgel de zangeres begeleidt.

Sterk vind ik ook het a capella gezongen tel- en stapellied Cos'e'uno. Een liedje dat ooit kinderen moest helpen bij het tellen en - minstens zo belangrijk - de nodige bijbelkennis bijbracht. Dit traditionele nummer werd ooit via Dario Fo's Mistero Buffo uitgevoerd in het Nederlands door de Internationale Nieuwe Scene. In die ingekorte versie gaat de tekst als volgt:

Den eerste op de wereld was onze lieve heer
twee, de zon en de maan
maar den eerste op de wereld was onze lieven heer
drie, drie koningen
de zon en de maan
maar den eerste op de wereld was onze lieven heer
vier, vier evangelisten
drie koningen
en de zon en de maan
maar den eerste op de wereld was onze lieven heer
vijf, vijf wonden van den heer
vier evangelisten
drie koningen
de zon en de maan
maar den eerste op de wereld was onze lieven heer
zes, zes hanen kraaien in gelilea
vijf wonden van den heer
vier evangelisten
drie koningen
de zon en de maan...

Elk couplet behandelt dus een getal. Gaat het bij de Internationale Nieuwe Scene niet verder dan 6, bij Tesi rijkt het lied tot en met de 13. In dat ongeluksgetal duikt natuurlijk niemand minder dan de duivel op.
Overigens zijn in het Italiaans de coupletjes iets aangekleder. Zo is 1 niet enkel onze lieven heer, maar de enige onze lieve heer, onze verlosser en zo worden onder het getal 4 de vier evangelisten ook telkens bij naam genoemd: Marco e Mattea, Luca e Giovà. Aangezien deze coupletten steeds terugkomen, passeren die vier namen alsmaar weer opdat je ze nooit vergeet...

Het hoogtepunt van het album vind ik het ontroerende nummer La Ballata Del Carbonaro. Het verhaalt over de houthakkers en mijnwerkers die seizoensarbeid verrichtten onder erbarmelijke omstandigheden op Sardinië en Corsica. Vaak liepen ze ziektes als malaria op. Als ze het al overleefden kwamen ze in het voorjaar vaak doodziek terug in de Pistoia Mountains. Deze geschiedenis is gevat in een lang uitgesponnen ballade waarin gevoelige zang wordt ondersteund met sereen spel op viool, cello, gitaar, accordeon en contrabas. Het Italiaans onmachtig besef je pas aan slot hoe laat het is. Als ware van om de hoek van straat hoor je zachtjes een harmonie aankomen die hetzelfde thema als dat van de ballade speelt. Het geluid zwelt aan tot de muzikanten je huis voorbij zijn om even verderop weg te sterven. Het klinkt als de begrafenismarsen op de cd Matri Mia van Banda Ionica. Prachtig!

Zeventien van de in totaal achttien nummers zijn songs. Daarvan zijn er vier a capella gezongen. Het enige instrumentaaltje is Codina waarin accordeon en sax (door Claudio Carboni - ook BandItaliana) knap harmoniëren. Het album beslaat 67.31 minuten die je voeren langs melancholie, verdriet, liefde en kinderlijke vrolijkheid, middels muziek en zang op het hoogst denkbare niveau in smaakvolle inventieve arrangementen die in al hun eigentijdsheid de traditie geen geweld aandoen. Een buitengewoon mooi album voor een ereplaats in de eindejaarslijstjes.

Henk - Waardering 9,5