Gé Reinders - Blaos mich nao hoes - Fennek/Munich Records
Het eclatante succes van het nummer Blaosmuziek, waarin Gé Reinders wordt begeleid door een fanfare, heeft de Limburgse zanger/liedschrijver gebracht tot dit project. Op het album Blaos mich nao hoes begeleiden vijftien verschillende ‘blaos'-orkesten Reinders op evenzoveel reeds bekende ‘Reinders-nummers'. De ene keer klinken die orkesten met de ‘losheid' van een harmonie die door de straten trekt, de andere keer bloedserieus alsof ze de mis met drie heren begeleiden in de Roermondse kathedraal. Het is een warm sfeervol album geworden dankzij de kwaliteit van de liedjes, de klasse-orkesten en vooral dankzij de knappe arrangementen.
In de maanden april en mei heeft Reinders meer dan 3000 kilometer binnen Limburg afgelegd om met alle korpsen te repeteren. Op 3, 4 en 5 juni waren de opnames in een zaal in Ittervoort. Geen enkele studio was groot genoeg om alle muzikanten te bergen, ook niet die van André Rieu die wel plaats biedt aan zijn 46 leden tellend orkest, maar niet aan de soms wel 30 man meer tellende harmonies of fanfares. Bovendien moest er naast de opnameruimte ook nog een zaaltje zijn waar het volgende orkest zijn instrumenten kon warm blazen.
De opnamen verliepen voorspoedig. Dat is niet zo vreemd als je beseft dat de partijen, geschreven door een vijftal knappe arrangeurs, al vier maanden eerder naar de in totaal duizend muzikanten waren gestuurd. En, ook niet onbelangrijk, die muzikanten spelen allemaal in toporkesten. Limburg stikt immers van de gerenommeerde harmonies, fanfares en brassbands. Keuze te over. Iedereen werkte graag mee. Uiteindelijk zijn het er dertien uit Limburg en twee uit België geworden.
De arrangeurs én de blazers versterken de sentimenten die altijd al in vrijwel alle liedjes van Reinders voorkomen. De zanger legt daardoor als vanzelf nog meer gevoel in zijn stem. Zoals in de fraaie versie van As de blajer vallen, met de warme rond klinkende Brassband Limburg, en in de D'n Hoaf waarin verrassend een harp opduikt. Hangmat klinkt in het nieuwe arrangement nóg lomer dan eerst, en een vrolijk nummer als Van Horens is met zo'n Harmonie Sempre Avanti nog feestelijker; je waant je zo op een kermisfeestje in een Limburgs dorpszaaltje achter de kerk.
Natuurlijk staat de hit Blaosmuziek - waarin Reinders het zondagochtendgevoel zo invoelend verwoordt - er ook op. Reinders heeft het inmiddels vaak live uitgevoerd met Fanfare Eendracht uit Nieuwenhagerheide o.l.v. Hardy Mertens. Dus klinkt het hier subtieler, maar ook nóg mooier uitwaaierend naar de climax. Wat een sterk nummer toch...
De meeste arrangementen zijn van de hand van Steven Walker, een bekende dirigent en arrangeur in de Limburgse HaFa-wereld. Voor het nummer Man van 'n kleine sjtad met een gastrol voor de Vaalser operazanger John Bröcheler, schreef hij een nieuwe intro met Richard Strauss-citaten, Grappige vondst om de operazanger aan te kondigen! Voor veel luisteraars zal het lelijke Vaals-Duitse ‘plat' van Bröcheler overigens moeilijk te verteren zijn.
Andere arrangementen komen van Hardie Mertens, Douwe Medema, Fer Koolen en Peter Schön.
Naast de blazers is er nog altijd plaats voor de ‘rocker' die in Reinders huist. Zo hoor je in Eder keer plots een scheurende mondharmonica en klinkt er in 't Veurjaor een rouwe jazzy trompet. Processie bevat de basisopnamen uit '97, dus rockt nog steeds als toen op het album Man van 'n Kleine Sjtad. Het nummer is opnieuw ingezongen en de bugel, trombone en saxen hebben plaats gemaakt voor de complete Fanfare Sint Laurentius uit Leeuwen. De tekst is minimaal aangepast. In de originele zin ‘En de famfaar speelde' is nu toepasselijk de afkomst van die fanfare toegevoegd, dus klinkt het nu: ‘En de famfaar van Leeuwen speelde'. Dat nummer bevat trouwens een van de tekstuele vondsten die Reinders boven de gemiddelde songschrijver uittilt. Het afhaken van een hoop jongeren uit de RK.Kerk verwoordt hij met een knipoog, maar oh zo treffend:
...ich wo det ich wie toen nog geluive kós
Toen geluifde ich het ganse missaal
Maar wie ze oet ginge lègke waat ich geluive mós
Toen geluifde ich 't waal...
Gé Reinders schrijf je nog steeds echt met zachte G. Uiteindelijk ontkom je als argeloze luisteraar dan ook niet aan carnaval. Niet in de 15 officiële nummers, maar in de verborgen toegift. Het albumboekje - aangevuld met een apart boekje met 20 pagina's fraaie zw/w foto's gemaakt door Jack Vullers tijdens de opnamen - rept daar natuurlijk niet over. Maar navraag werpt alsnog licht op een tot dan onduidelijke mededeling in het boekje: "W.P.V. ‘Op dae baer' is Ruud van Roosmalen, Jos Storms, Tof Thissen, Paul Vincken, Ward Winhausen en Gé." WPV blijkt te staan voor Wijnproef Vereniging.
Gé Reinders: "De titel is "Det doon die" (dat doen die) en het wordt gezongen door Wijnproef Verening "Op dae baer". Een van onze zes leden was prins geworden in het dorp van mijn jeugd Leeuwen. En toen heb ik dit geschreven. Het wordt gespeeld door de Prinse-kapel Leeve. Ik vind het een leuke, relativerende, afsluiter." Dat is het inderdaad. En wie weet wordt het ook een hit buiten Leeuwen. Deze cd in ieder geval wel. Reinders wordt overstelpt met aanvragen uit het hele land van orkesten die met hem uitvoeringen willen verzorgen.
Henk - Waardering 8,5