big low - the junction of the two rivers
Big Low - The Junction Of The Two Rivers - Smoked Recordings SR010 / Munich

Als dit een album was vol liefdesliedjes zou het nog klinken of het uit een diepe barst in de aarde kwam. Dat is een opmerking van frontman Dan Tuffy van Big Low over de nieuwe plaat, The Junction Of Two Rivers. En dat heeft alles te maken met Australië, het geboorteland van Tuffy, die op ruige heeft plekken gewoond, die vervolgens hun sporen hebben nagelaten in de muziek die hij maakt. Zijn omschrijving zou overigens net zo goed op het eerdere werk van de groep kunnen slaan als op de nieuwe plaat, maar het maakt me wel nieuwsgierig. Big Low lijkt bij eerste beluistering anders te klinken, rustiger. Ik mis in een aantal nummers de aanwezigheid van Marc Constandse, bandoneonist en percussionist, en dat wordt bevestigd als ik in het hoesje zie dat Dan Tuffy en Michiel Hollanders het meeste werk met zijn tweeën hebben gespeeld. Na wat meer draaibeurten blijkt dat er veel meer onder de oppervlakte schuilt dan wat zich op het eerste gehoor prijsgeeft.

The Junction Of The Two Rivers heeft een soort crossroads-thematiek die we ook uit de Amerikaanse rootsmuziek kennen, maar dan met een minstens zo boeiende Australische tint. Mensen moeten keuzes maken in hun leven, ook Dan Tuffy. Hij had wat problemen met zijn vrouw, dat heeft ie verwerkt in openingsnummer I Won't Let You Down, met footstomp en jawel, een houtzaag (nee, niks met een strijkstok of zo, er wordt daadwerkelijk gezaagd). Big Low houdt van origineel instrumentarium, speelt ook met de zelfgemaakte banjobas, fietsbandbas of velofoon. Samen met gitaar en percussie, en in dit geval op slechts een nummer de bandoneon, creëert de groep zo een eigen geluid, dat direct herkenbaar is.

Een echt Australisch verhaal is My Name Is Jimmy Governer, gebaseerd op feiten uit 1900, toen op 20 juli de bom barstte voor Aboriginal Jimmy Governor, zijn broer Joe en een vriend, Jackie Underwood. Gelijke rechten voor de oorspronkelijke bevolking waren destijds in het geheel niet aan de orde en Jimmy was ook nog eens getrouwd met een blanke vrouw. Een akkefietje met zijn werkgever leidde tot een drama dat uiteindelijk 9 mensen het leven zou kosten. Een hysterische jacht volgde, het duurde maanden voor hij aangehouden werd en tot de galg veroordeeld. Dan Tuffy maakte er een prachtig triest lied van, kruipt op zijn eigen manier in de huid van Jimmy, zichzelf enkel begeleidend op een national resonator gitaar. Het country-achtige liedje geeft een gevoel van leegte, die terug te horen is in de techniek van de opname.

Veel puurder country, maar nog altijd in duidelijke Big Low stijl is Dark As A Dungeon, een cover van countryheld Merle Travis. De plaat heeft verder een overwegend donker karakter, zoals ook uit de andere twee covers blijkt. Kingdom Land, met intrigerend percussiewerk en rauwe achtergrondstem van Marc Constandse, mag dan een traditional zijn (I'm On My Way To Kingdom Land / Canaan Land, in een gospeluitvoering bekend van Mahalia Jackson, de tekst lijkt hier nog het meest op die gebruikt door folkzanger Joel Mabus), het krijgt die typische Big Low inkleuring, met een gevoel dat zich ergens uit de diepste krochten van de ziel lijkt te hebben geworsteld. Dat gebeurt ook in een andere traditional, One Kind Favour (ook bekend als See That My Grave Is Kept Clean van Blind Lemon Jefferson en er zijn versies opgenomen door o.a. Bob Dylan en Kelly Joe Phelps), waar Constandse de hartverscheurende leadvocalen en indringende bandoneon voor zijn rekening neemt. Persoonlijke omstandigheden maakten dat hij niet aan elk nummer zijn bijdrage kon leveren, maar zijn inbreng heeft beslist een toegevoegde waarde, zoals ook Dan Tuffy met zijn Australische achtergrond en Michiel Hollanders op o.a. velofoon (en niet te vergeten techniek) een eigen stempel drukken op de muziek.

Waar de vorige plaat, No Tears In Paradise, nog vooral mooie (meer of minder duistere) verhalen bevatte, lijkt de inhoud zich nu te ontwikkelen naar veel persoonlijker onderwerpen. De vocale Tom Waits-achtige uithalen heeft Tuffy vrijwel achterwege gelaten, en elektrische gitaar is wel aanwezig, maar scheurt nergens. Alleen in You'll Never Find Another Me is nog enig instrumentaal en vocaal geweld te horen, met dwingende percussie van Constandse en een versterkte akoestische gitaar. Wat wel is gebleven is de heerlijk broeierige sfeer, die niet alleen instrumentaal opgeroepen wordt maar ook bijvoorbeeld in het vertelzingen van Deliberately Free, nog zo'n Australisch juweeltje over de eenling Billy, die door iets vreemds gebeten wordt en het leven laat. Het bolero-achtige tromgeroffel is ronduit onheilspellend en in mijn hoofd blijft de naam van Billy's hond rondspoken, Frying Pan.

Wie de groep afgelopen mei zag optreden op het Naked Song Festival in Eindhoven heeft een aardige indruk gekregen van wat nu op The Junction Of The Two Rivers is verschenen. Akoestische liedjes met af en toe een subtiel vleugje elektriek nodigen uit om te luisteren, de velofoon neigt meermaals naar het geluid van een Arabische ud. Er zit een duidelijk voelbare onderhuidse spanning in deze plaat, die je meesleept naar het ruige Australië aan de ene kant, en minstens zo woelige persoonlijke beslommeringen aan de andere. Laat jezelf door Big Low meevoeren op een prachtig ingetogen, maar allerminst kalme muzikale reis door land en ziel.

Mirjam Adriaans, waardering 9

Enkele nummers zijn alvast te beluisteren op www.myspace.com/biglow101, over de velofoon staat hier nog wat meer uitleg.