Slechts een dertigtal toeschouwers waren gisteravond in Meneer Frits in Eindhoven getuige van het optreden van Funi. Chris Foster en Bára Grímsdóttir brachten vooral IJslandse traditionele liederen, afgewisseld met enkele Engelse folksongs. Daarbij werd gebruik gemaakt van kantele, langspil en fiðla, de laatste twee waren tot de 19de eeuw de enige traditionele instrumenten van het eiland. Foster bespeelde bovendien nog een gitaar die gemaakt was van oude whiskyvaten.
Omdat IJsland een eiland is, is er ook sprake van een natuurlijke begrenzing, die ervoor gezorgd heeft dat er vooral in vroeger tijden, voor de opkomst van de luchtvaart, veel minder contact was met andere culturen. Toch is de muziek die we gisteravond hoorden duidelijk verwant met wat we al kennen van de Scandinavische regio. Er werd namelijk wel heel wat afgereisd, al dan niet vrijwillig. Zo horen we over IJslanders die als slaven werden afgevoerd naar Algerije, een aantal daarvan wisten weer terug te komen via Denemarken, om er na jaren achter te komen dat hun geliefden thuis met een ander getrouwd waren, of zelfs al overleden. Ook de Britse traditie kent dit soort verhalen, van Chris Foster horen we het lied Lord Bateman, een verhaal dat historische gronden schijnt te hebben, over een edelman die in een Turkse gevangenis terechtkwam, en dankzij de mooie dochter van de cipier weet te ontsnappen.
De meeste traditionele liederen uit IJsland hebben een religieuze achtergrond, en een van de bekendste schrijvers van hymnes was Hallgrímur Pétursson (1614-1674), van zijn hand is een (logischerwijs) ietwat plechtig klinkend ochtendgebed, Morgunbæn. Wat meer uptempo, met een wat dwingender karakter is Heimi Er Farið Að Halla (de wereld gaat naar de hel), het werk van een 19de eeuwse priester, Sæmundur Magnússon Hólm. Ook toen al was men bezorgd over oorlog en andere rampen die de mensheid konden teisteren.
Bára Grímsdóttir heeft zo'n ijle, heldere, gloedvolle stem, die algauw doet denken aan zangeressen als Lena Willemark of Sofia Karlsson, maar toch net een andere, wat scherpere, kleur heeft. Samen met Chris Foster zingt ze twee stukken uit de tvísöngur traditie, een zeer oude vorm van tweestemmig gezang, die in IJsland heeft weten te overleven. Eigenlijk wordt dit soort liederen door twee vrouwen gezongen, en Chris Foster dreigt ook nog in een hoestbui te verzanden, dus geheel foutloos gaat het de eerste keer niet, maar het titelnummer van de cd Funi wordt wel goed volbracht.
De avond was boeiend, zo vaak krijg je niet de kans om iets te zien van IJslandse folk. De fiðla is een klankkast met twee snaren, veel basaler kan niet, en ook de langspil is vrij eenvoudig, daartegenover is de kantele met wel acht snaren bijzonder ingewikkeld, die kan zelfs in een andere stemming gezet worden. De beide IJslandse instrumenten worden of betokkeld, of met een soort strijkstok bespeeld, waardoor er enige variatie ontstaat in het geluid. De toevoeging van de gitaar zorgt ervoor dat het oude werk wat voller klinkt, en zeker ook wat gemakkelijker voor onze moderne oren. Rest alleen de vraag waarom er zo weinig mensen waren die dit weliswaar traditionele, maar toch bijzondere optreden wilden bijwonen.
Funi is nog te zien in:
14 februari Residentie van de IJslandse ambassadeur, Brussel (B)
15 februari Folkclub Noordwijkerhout, Voorhout
16 februari Papenstraattheater, Zwolle (uitverkocht)
18 februari Arsenaaltheater, Vlissingen