-door Mirjam Adriaans, foto Ronald Rietman-
Het gebeurt niet elke dag dat je twee grootheden uit de Britse folk samen op een Nederlands podium ziet. Dit weekeinde waren Martin Carthy & John Kirkpatrick in Zaandam en Oisterwijk te gast. Bij GUO vulden ze als oude vrienden de zondagmiddag met muziek vol verhalen en lieten zo een levende folkgeschiedenis van ruim een halve eeuw horen.
Waar de stem van de bijna 79-jarige Martin Carthy (gitaar en mandoline) vaak wat breekbaar klinkt is die van John Kirkpatrick (72, trekzak en concertina) nog heel krachtig en al worden de ledematen wat minder soepel naarmate de leeftijd vordert, op hun timing valt niets aan te merken.
Deze twee oude vrienden spelen een enkele keer solo, maar vullen elkaar verder als vanzelf aan in stukken die vooral terug te vinden zijn op albums van Brass Monkey waar ze allebei deel van uitmaakten, net als van Steeleye Span. En het gaat over Morrisdansen (Kirkpatrick maakte het album Morris On) of Annie Briggs, maar ook Fairport Convention en Trevor Lucas worden vermeld, ze spelen een nummer ter nagedachtenis aan deze jong gestorven muzikant. Het was destijds een verrassing voor iedereen, behalve zijn naaste familie, waar eigenlijk niemand echt oud werd.
En Dave Swarbrick, zo vertelt Carthy, liet hem een keer weten een stuk voor hem geschreven te hebben, Carthy's March. Nou ja, hij had het eigenlijk gedroomd en moest vervolgens vlug en met veel gedoe op zoek naar een stuk muziekpapier om het op te schrijven voor hij weer in slaap kon vallen. Carthy vertelt het zo beeldend dat je bijna voor je ziet hoe Swarbrick al neuriënd door het huis moet zijn gegaan, wellicht bijna in paniek en vurig hopend dat hij de melodie zou onthouden.
Kirkpatrick doet een duit in het zakje als hij vertelt over de heuvels in Engeland (maar jullie vlakke land is ook mooi hoor) en zijn eveneens muzikaal begenadigde zoon Benji, die een tijdje terug in ons land was en een kaartje stuurde met een windmolen, dus een lied over een molenaar moet jullie wel aanspreken concludeert hij.
De mannen kennen elkaar al heel lang en als ze heerlijk onderhoudend hun verhalen vertellen over de nummers, handelend over de liefde of over zeelui, uit de verzamelingen van Cecil Sharpe, William Vaughn of nog eerder, dan wordt snel duidelijk dat er naast een paar vrienden ook een stel folkiconen op het podium staat. Als ze een stuk jonger waren geweest zou je ze bijna gaan verdenken van namedropping, ware het niet dat ze zelf inderdaad inmiddels al ruim een halve eeuw volop deel uitmaken van de Britse folkgeschiedenis. Alleen daarom al verdienen ze een staande ovatie en een toegift. Had ik al vermeld dat de timing van de twee nog steeds uitstekend is?