-door Mirjam Adriaans, foto’s Ronald Rietman-
De een komt uit Schotland, de ander is Amerikaan. Simon Kempston heeft zijn wortels in de Brits-Keltische folktraditie, maar geeft een eigen invulling daaraan, de bluesy Nathan Bell volgt in de voetsporen van klassieke singer-songwriters als Guy Clark en John Prine. Twee mannen met een gitaar bleken gisteravond in Eindhoven verhalenvertellers pur sang, maar met een eigen stijl.
In de reeks Ad van Meurs presenteert… bij Meneer Frits in Eindhoven komen gevestigde namen uit de americana, blues en folk aan bod, maar er is ook ruimte om nieuwe namen te ontdekken. Gisteravond maakte ik kennis met het werk van Simon Kempston en Nathan Bell, een Schot en een Amerikaan die elk op eigen wijze de bezoekers prachtige verhalen voorschotelden. Beide heren hebben dit jaar een nieuw album uitgebracht. I Don’t Do This For Love, I do This For Love van Nathan Bell is het derde deel van een trilogie, The Last Car van Simon Kempston werd opgenomen en gemixt door Ian McCalman, folkliefhebbers zullen deze naam ongetwijfeld herkennen.
Aan Simon Kempston moet ik even wennen, de Schot studeerde klassieke gitaar, maar wordt in eigen land inmiddels geprezen om zijn fingerpicking stijl en sterke songs, doordrenkt met folkelementen. Het levert een ander geluid op dan je verwacht van een singer-songwriter, bovendien moet je ook maar houden van het vibrato in zijn stem. Niet iedereen doet dat, ik ben echter om na zijn eerste nummer. De man kan verhalen vertellen, heeft een charmant Schotse tongval, maar belooft om zijn beste BBC Engels te gebruiken tussen de liedjes door, zijn droge Schotse humor zorgt daarbij voor een ontspannen sfeer. Hij wandelt door zijn persoonlijke geschiedenis: zijn ‘year of misery’ toen hij in Londen woonde of de slechtste B & B waar hij ooit verbleef. Het prachtige The Dust And The Paint handelt over een vriend die een platenzaak had die enkele jaren geleden moest sluiten waarna hij in een diepe put belandde.
Maar ook zijn Schotse omgeving komt aan bod, zijn geboortestad Dundee bijvoorbeeld, waar architect James Thomson (overleden in 1927) het Venetië van Schotland van had willen maken, hetgeen jammerlijk mislukte, A City Beautiful heette zijn voorstel en nu ook het lied. Ook horen we over de flamboyante politicus George Galloway, een ramp met een olieplatform bij Aberdeen en een nogal klunzig geplande overval in zijn huidige woonplaats Edinburgh (er zijn twee Granges, de vluchtauto stond te wachten bij de verkeerde). En Kempston heeft zelfs een heuse murder ballad geschreven, voor zover hij weet is het de enige die zich afspeelt in de rugbywereld, hij gaat over de Franse ster Marc Cécillon, die in 2004 zijn vrouw doodschoot. Tenslotte duikt hij even in de Schotse geschiedenis met een stuk over William Wallace, beter bekend als Braveheart. Of we de film gezien hebben? “The one about a very tall Scottish folk hero, played by this small Australian actor.” Het moge duidelijk zijn, Mel Gibson is sindsdien in elk geval niet meer zo populair in Schotland.
De verhalen staan centraal, maar de muziek van Simon Kempston heeft een heel eigen karakter. Die leunt vaak tegen innovatieve folk aan, heeft ook een klassieke inslag, neigt soms naar blues en herbergt invloeden die ik niet altijd meteen kan thuisbrengen. Als ik hem ernaar vraag wordt een en ander snel duidelijk. Ewan MacColl was strict genomen geen Schot, maar als liedjesschrijver is hij natuurlijk wel een inspiratiebron. Verder noemt hij Bert Jansch, John Martyn (allebei bekend geworden door hun inventieve gitaarspel), hij hoorde als kind al veel folk om zich heen en is een bewonderaar van Dougie MacLean en Dick Gaughan. Daarnaast vermeldt hij Mark Knopfler, JJ Cale, Bob Dylan (hij legt uit: die zorgde verschillende keren voor een revolutie in songwriting en daar kun je als hedendaags songschrijver eigenlijk niet aan ontkomen, dat geldt trouwens ook voor MacColl), Bruce Springsteen en tenslotte Christy Moore. Deze mannen zijn op een of andere manier pioniers geweest, of hebben duidelijk hun stempel gedrukt op hun tak van muziek, sommigen met hun instrument, anderen door hun teksten. Het betekent ook dat deze nog vrij jonge Schot de lat hoog legt voor zichzelf.
Na de pauze overtuigt Nathan Bell heel gemakkelijk, met toegankelijke liedjes die op het eerste gehoor eenvoudig lijken, maar dat niet altijd zijn. Bij hem gaat het over gewone mensen, hun soms moeilijke dagelijks bestaan en vaak hoor je de eenzaamheid doorklinken in zijn ingetogen gitaarspel. De singer-songwriter uit Tennessee is midden vijftig, maakt al muziek sinds zijn twaalfde, speelde in de jaren ’80 door heel Amerika om halverwege de jaren ’90 zijn gitaar aan de wilgen te hangen. Tot 2007, toen het bloed toch bleek te kruipen waar het niet gaan kon en een jaar later was er onder meer een liefdeslied voor zijn vrouw, Blackbird, dat hij bewaart voor de toegift, is slechts een van de mooie liedjes die hij deze avond ten gehore brengt. Hij houdt van voetbal, zag dat PSV wel door was in de Champions League en Manchester United niet, met een brede grijns laat hij zien wat ie daarvan vindt. Hij speelde zelf ook, vertelt hij, in de tijd van Cruyff en Neeskens, nu weten jullie ook hoe oud ik ben.
Maar goed, we komen om naar zijn muziek te luisteren, en daarin heeft hij ook voorbeelden, hij luisterde onder meer naar blueshelden Lightnin’ Hopkins en Sonny Terry, die hij ooit mocht ontmoeten. Toen hij tegen hem zei “I’m a harmonica player too” antwoordde Terry: “Hey son, get me a beer.” Het tekent de meer aardse invalshoek van Bell, de gewone man die hier en daar doet denken aan Bruce Springsteen. Hij is nu voor het eerst aan het toeren in Europa, en heeft al een aantal liefhebbers overtuigd. Hij is een ‘familyman’ en dat staat dan ook prominent op de strap van zijn gitaar. Hij denkt wel dat we uitleg nodig hebben over zijn nieuwe album, de titel is dan ook intrigerend, I Don’t Do This For Love, I Do This For Love, het heeft te maken met de verschillende betekenissen van ‘love’, en dat gaat volgens mij min of meer gelijk op met houden van in het Nederlands. Je kunt van iemand houden, maar ook van je werk (of juist niet). Natuurlijk speelt hij wat van deze plaat, in North Georgia Blues gooit hij er een ontspannen flamencoriffje tegenaan, maar ook van de andere twee uit de trilogie. Hij begint zijn set met een fijn Black Crow Blue, titelnummer van het gelijknamige album en van Blood Like A River komt al snel het sobere maar intense Blue Kentucky Gone voorbij en ook het fijn uitgevoerde Turn Out The Lights, over de slachtoffers van de hedendaagse economie.
Hoewel zijn jongste plaat nog maar net uit is gaat het liedjes schrijven gewoon door, een paar nummers van deze avond moeten dan ook op een volgend album terechtkomen, een daarvan een desolaat, meer gesproken dan gezongen Down In The Valley dat volgens mij ook niet zou misstaan in het repertoire van The Boss, en hij gaat er graag uit met een lekkere blues. Dit nummer is ook nog niet opgenomen, maar heeft alvast een aansprekende tekst: “Me and the devil, we made a pact, I’ll even go to prison lying on my back”. Een man, een gitaar en hier en daar een mondharmonica, zo eenvoudig mooi kan het soms zijn.
Simon Kempston en Nathan Bell geven nog enkele optredens, tourdata december 2015:
Simon Kempston
donderdag 17 december, De Bunker, Gemert
vrijdag 18 december, De Kleine Kunst, Gent (B)
Nathan Bell
vrijdag 18 december, Cultureel Café De Amer, Amen
zaterdag 19 december, de Slotplaats, Bakkeveen
zondag 20 december, Museum Nic Jonk (middag), Grootschermer
zondag 20 december, Festival The Lock Keepers (uitverkocht), Maassluis