CDs
Bezeten gitaarmantra’s van jonge Belg
De Morgen: ...Ignatz speelt gitaar in de stijl van Mississippi John Hurt en speelt franjeloze oerfolk en zombieblues die bewust op zulk een primitieve manier is vastgelegd dat je zou zweren dat zijn platen de neerslag zijn van Harry Smiths oude field recordings.
De artiest maakt er een punt van nooit tweemaal hetzelfde te spelen: wat hij doet is geïmproviseerd en zou ondenkbaar zijn zonder allerlei pedaaltjes en elektronische vervormingsapparatuur. Zijn vorig jaar verschenen debuut-cd kreeg een uiterst lovende recensie van de gezaghebbende Amerikaanse website Pitchfork, waardoor de opvolger, die gewoon II werd genoemd, vanzelf hoge verwachtingen wekt. Toch is Ignatz zijn rauwe esthetiek trouw gebleven en bijgevolg hebben we geen flauw idee van waar de man het in zijn songs over heeft. Wel staat Ignatz' rammelende en noisy bluesvariant geheel op zichzelf en dus buiten de tijd...
Steven Vervaet op digg.be:
...Herinnert u zich Ghost World nog, de verfilming van Daniel Clowes' grafische roman? Daarin speelt een oude, zwarte bluesmuzikant het voorprogramma van een infantiele bluesrockband en wordt bezielde authenticiteit naar de backstage verbannen voor een hormonale plagiaatvorm van het genre. De melancholische gitaarverhalen die bruut doorbroken worden door puberale riffclichés hadden evengoed van Bram Devens kunnen zijn, maar dan op een bevreemdende wijze. Live tast deze Brusselaar namelijk ook erg diep in de buidel van zijn ziel met elektronische manipulaties als laatste reddingsboei tegen de verdrinkingsdood in het moeras van de eigen emoties. (...) Het debuut van Ignatz voelde aan als een tocht door een oud huis met krakende vloeren en schurende scharnieren, waarvan de geheimen zich pas na lang zoeken openbaarden. De groezelige gitaarimprovisatie ging verscholen onder een laag elektronisch stof die per luisterbeurt meer werd weggeblazen. Op Ignatz' tweede plaat bij (K-RAA-K)³, toepasselijk ‘II' genaamd, treden de intense zielenroerselen en bezeten gitaarmantra's meer op de voorgrond, maar spuiten de rookmachines nog af en toe een dikke geluidsmist in de woonkamer, waarin vocale echo's en hypnotisch gitaargetokkel het mysterieuze evacuatieplan van dienst zijn. (...) Op ‘II' breidt Ignatz zijn muzikale spectrum verder uit zonder afbreuk te doen aan zijn eigenzinnige muzikale opvattingen. De ruwe folk treedt iets meer uit de schaduw van de elektronische effecten, maar is nog te schuchter om de krakende donkerte achter zich te laten. De trance die Ignatz opwekt, is echter weer even intens als op zijn debuut en de obscure sferen fascineren meer dan ooit. Devens laat de hand van de luisteraar los in zijn muzikale doolhoven, met een interessante zoektocht tot gevolg: het is een aanpak die we veel te weinig aantreffen in het hedendaagse muzieklandschap....