Gjermund Larsen Trio feat. Nordic - Salmeklang - GRAPPA Musikkforlag HCD 7293 / PIAS
Met zijn wortels stevig verankerd in de Noorse folktraditie (vader Geir Egil Larsen is een bekende folkzanger) heeft de nog jonge muzikant Gjermund Larsen gekozen voor viool en composities van eigen makelij. In 2006 richtte hij het Gjermund Larsen Trio op, waarmee hij al drie albums uitbracht voordat in 2016 Salmeklang verscheen. De muziek op deze plaat lijkt op het eerste gehoor wellicht wat rustig voortkabbelend, maar als je aandachtig luistert sprankelen de melodieën, met name in de details, waardoor je gelijk geboeid raakt. Inspiratie komt veelal uit het dagelijks leven, zijn tweeling, zijn vader, zus en oom kregen allemaal een muzikale ode en November heet eenvoudig zo omdat het in november geschreven werd. Muzikanten van dienst zijn Gjermund Larsen (viool), Andreas Utnem (vleugel, harmonium) en Sondre Meisfjord (contrabas).
Maar het meest bijzonder aan de cd Salmeklang zijn toch wel de vier nummers waarop het Zweedse trio Nordic (Erik Rydvall op nyckelharpa, Anders Löfberg op cello en Magnus Zetterlund op mandoline) een bijdrage levert. Eerst is er een wals, waar gelijk de energie vanaf spat en vervolgens is er het werkstuk Salmeklang, bestaand uit drie delen. Beide trio’s werkten samen voor een project voor het Oslo Internasjonale Kirkemusikkfestival (internationaal kerkmuziekfestival van Oslo) in 2015 en dat pakt magisch uit. Al ben ik niet religieus, voor Hymn (hymne), Salmeklang (psalmklank) en Kind Of Polska (jawel, er mag ook gedanst worden) zou ik met plezier een kerk bezoeken. De zes instrumenten versmelten in elkaar, maar let op de details van bijvoorbeeld de mandoline in Hymn of het prachtig intieme intro van de piano bij Salmeklang.
In eigen land hebben zowel het Gjermund Larsen Trio als Nordic een naam als vernieuwer in de folk, op Salmeklang laten ze horen dat kerkmuziek helemaal niet saai hoeft te zijn in een staaltje spannende instrumentatie.
Unni Løvlid - Hymn - GRAPPA Musikkforlag HCD7315 / PIAS
Hoewel de stem van Unni Løvlid een belangrijke rol speelt op het album Hymn is het eigenlijk een Noors-Japans samenwerkingsproject. Løvlid kreeg van het Fond for lyd og bilde (fonds voor geluid en beeld) een subsidie, waarmee ze samen met contrabassist Håkon Thelin naar Japan kon. Aan de voet van de berg Fuji werd een week lang gewerkt met de Japanse musici Kaizan Harago (shakuhachi) en Remi Miura (shō). De shō is een soort fluit, gemaakt uit 17 smalle bamboepijpen die in het mondstuk corresponderen met vrijstaande metalen tongetjes, hoe dat klinkt kun je zien en horen op Youtube. De shakuhachi is een wat eenvoudiger fluitsoort, gemaakt van bamboe, hij klinkt als een soort spookachtige blokfluit. Beide instrumenten maken deel uit van de gagaku, de muziek (en dans) die vanuit China werd geïmporteerd naar het Japanse keizerlijke hof en daar verscheidene eeuwen lang werd uitgevoerd.
De stem van Løvlid klinkt zoals op haar eerdere werk, vrij klassiek, soms wat plechtig. De contrabas, shō en shakuhachi vlechten zich daardoorheen, soms samen, soms apart. Het materiaal is grotendeels traditioneel of van componisten uit de vorige eeuw, met arrangementen die aangepast werden voor deze instrumenten. Bij Kråkevisa (kraaienlied) wordt het geluid van een kraai nagebootst, terwijl in slotnummer Vind, kom (wind, kom) een meeuw klinkt. Dat laatste is een eigen nummer van Løvlid, dat ook verscheen op haar album Rite (2008). In de overigens goed verzorgde inlay van de fysieke cd staan enkele mooie afbeeldingen van schilderijen, naast de teksten en een uitleg bij elk lied, zowel in het Noors als in het Engels.
Naast alle Noorse stukken is er een Japanse compositie op Hymn terechtgekomen, Hikari Furu Oto (geen idee wat dat betekent) van gagakumuzikant Hideki Togi, waar dan wel weer een Noorse tekst onder gezet is. Het klinkt wonderwel natuurlijk samen, de Japanse instrumenten lijken zich sowieso de hele plaat door uitstekend te lenen voor de Noorse traditie. En dan is er natuurlijk steeds die mooie stem van Unni Løvlid die een vast baken vormt in de muzikale zoektocht die haar deze keer naar Japan heeft gevoerd.
Valkyrien - Prøv Å Si Noe Til Meg Nå - GRAPPA Musikkforlag HCD7294 / PIAS
In 2009 op festival Trad.it! in Groningen werd het geluid van de jonge Noorse groep Valkyrien Allstars vooral bepaald door de hardangerviolen, maar werd met moderne elementen en de helderhese stem van zangeres Tova Syvertsen een stuwende energie aan de muziek gegeven, die ook op hun gelijknamige debuut (dat platina wist te halen) te horen is. Inmiddels zijn we een achttal jaar en een paar albums verder, werd het vijftal een kwartet omdat hardangerviolist Ola Hilmen de band heeft verlaten en is voor de vijfde plaat, Prøv Å Si Noe Til Meg Nå (Probeer nu iets tegen me te zeggen), de naam ingekort tot Valkyrien. Het geluid is nog herkenbaar, maar is wel heel anders dan op hun debuut.
De rol van de hardangerviolen is veel minder prominent geworden, er wordt gewerkt met synthesizers; traporgel, banjo, piano en blaasinstrumenten krijgen meer ruimte en de bandleden schrijven veel nummers zelf, al wordt in de muziek nog vaak een traditioneel stuk verwerkt. Voor Jeg Lover Deg (ik beloof je), het epische slotstuk van Prøv Å Si Noe Til Meg Nå, werd A Drinking Song van W.B. Yeats (in de Noorse vertaling van Hartvig Kiran) gebruikt om een verhaal over liefde, verdriet, afscheid en opstandigheid aan vast te knopen. Het stuk herbergt eigenlijk alles wat Valkyrien op dit moment in huis heeft, soundscapes, minder folk, meer pop en rock, heerlijke samenzang en mooie, gevarieerde arrangementen. En voor wie Noors begrijpt valt ook te genieten van de teksten, die soms zelfs actueel blijken, zo wordt in I Kamra (in de kamers) verwezen naar skier Martin Johnsrud Sundby, die in 2016 als eerste Noor de Tour de Ski won.
De acht nummers op Prøv Å Si Noe Til Meg Nå laveren met speels gemak van bijna verstild subtiel tot uitbundige bombast, en hoewel de groep voor een meer poppy benadering heeft gekozen is het folkelement voor de liefhebber nog duidelijk aanwezig.
Mirjam Adriaans