Belgische artiest kan grijze zone verlaten
Na 33 jaar van vergaderen en ruziën en ideologisch en communautair steekspel, komt in België een einde aan het tijdperk van het massale grijswerk -- ergens tussen zwart- en witwerk in -- van de kunstenaars. Er is een politieke doorbraak over het sociaal statuut van de artiest. De federale regering gisteren een voorontwerp van wet goed dat voor de meeste kwesties een door alle partijen aanvaarde regeling inhoudt. Het voorontwerp regelt nog niet alles, maar trekt de belangrijkste krijtlijnen. De Standaard berichtte er afgelopen zaterdag uitvoerig over. Hier enkele citaten:
…Centraal staat dat álle artiesten mogen kiezen tussen het werknemers- en het zelfstandigenstatuut. Dat lijkt een vanzelfsprekendheid, maar dat was het niet. Tot nu moesten alle artiesten behandeld worden als werknemer. Praktisch was dat niet te doen, en veel artiesten en vooral hun opdrachtgevers wilden dat niet. De regel werd massaal ontdoken, genegeerd of omzeild. Er was witwerk, veel zwartwerk en nog meer grijswerk. En bovenal veel rechtsonzekerheid. Als het voorontwerp wet wordt, geldt het principe dat de artiest werknemer is, behalve als hij voor het zelfstandigenstatuut kiest en kan bewijzen dat hij daarin functioneert….
…Freelancers kunnen straks werken via uitzendkantoren. De sociale bijdragen gaan omlaag. Er komt een deftige regeling voor het vakantiegeld, de kinderbijslag en de arbeidsongevallen van artiesten….
… De artistieke wereld reageert overwegend positief. Johan Verminnen, voorvechter van het eerste uur, vindt het voorontwerp ,,zéér belangrijk''. Het fiscaal statuut is nog niet rond, zegt hij. Wellicht komt dat volgende week. (…) ,,Vooral voor jonge mensen is het belangrijk'', zegt Verminnen. ,,Als dit voorontwerp erdoor komt, kan de artiest gemakkelijker gaan stempelen. De regelingen zullen soepeler zijn. Repetitiedagen gelden dan voortaan als werkdagen. Kortom, veel meer mensen worden beschermd, en daar heeft iedereen recht op. De toegang tot het sociale weefsel wordt groter…
…Drieëndertig jaar heeft België erover gedaan om een nieuwe regeling te vinden voor het sociaal statuut van zijn kunstenaars. De basisregeling die van kracht was, het Koninklijk Besluit van 1969, zei dat de kunstenaar een werknemer was, ook al werkte hij elke dag voor drie verschillende opdrachtgevers. Een vriendenclubje dat eens een zanger inhuurde om een feestje op te luisteren, promoveerde zichzelf daardoor, al was het maar voor tien minuten, tot werkgever en moest aan alle sociale verplichtingen voldoen waar gewone professionele werkgevers grijs haar van krijgen. (…) Een leerkracht die een les voorbereidt, werkt. Een muzikant die een concert voorbereidt, niet. Wie repeteert, doet dat als werkloze. Wie iets uitvoert, werkt wel. Bovendien: wie is dan de werkgever?…
…Zo'n rigide wet vraagt veel administratieve inspanningen van de artiest. Velen van hen schreven zich dus in als werkloos of werkzoekend. Daardoor werd elke beroepsactiviteit automatisch strafbaar, waardoor de wet als een zwaard van Damocles boven de hoofden van (vooral de minder gegoede) artiesten zweefde. Een koninklijk besluit van begin dit jaar deed daar iets aan: voortaan mochten kunstenaars een bijkomende artistieke activiteit voortzetten tijdens hun werkloosheid. Het was een eerste teken dat deze regering het meende met haar voornemen de aanslepende kwestie van dat statuur op te lossen…