Bob Dylan in autobiografie lyrisch over Hank Williams

Maandag verscheen het eerste deel van het drieluik Chronicles, de autobiografie van Bob Dylan in een Nederlandse vertaling (Kronieken) bij uitgever Nijgh & Van Ditmar, 19,90. Volgens Peter van Brummelen in het Utrechts Nieuwsblad blijft Bob Dylan ook na het lezen van dit eerste deel van zijn autobiografie voor een groot deel in nevelen gehuld. Toch is het volgens Van Brummelen een raar, maar fascinerend boek geworden. Overigens werken de vertalers Robbert-Jan Henkens en Erik Bindervoet ook aan een boek met vertalingen van alle liedteksten van Dylan. Hier enkele citaten uit het artikel van Peter van Peter van Brummelen:

…Chronicles is een heel fragmentarisch boek. Van de opnames van het in 1989 verschenen Oh Mercy wordt heel gedetailleerd verslag gedaan. Maar over de totstandkoming van over het algemeen veel hoger aangeslagen albums als Blonde On Blonde, Blood On The Tracks of het relatief nieuwe Time Out Of Mind wordt met geen woord gerept….

…Geen woord ook over zijn geruchtmakende bekering tot het christendom (dan wel over het weer loslaten daarvan). Denk ook niet iets te lezen over de verontwaardiging die Dylan veroorzaakte toen hij van pure folk overstapte op elektrische versterkte rockmuziek. En zijn fameuze motorongeluk? Hij doet het af in een enkele zin: ‘Ik was gewond geraakt bij een motorongeluk, maar ik kwam er weer bovenop.’…

…Wat vooral duidelijk wordt uit het eerste deel is hoezeer Bob Dylan, als mens en als kunstenaar, heeft geleden onder de rollen die zijn fans hem opdrongen. Beroemd zijn is al zwaar, maar Bob Dylan werd gezien als - zijn eigen woorden - Profeet, Messias, Verlosser. Spaans benauwd krijg je het als lezer van zijn verslagen hoe zijn fans in werkelijk alles wat hij zei, deed, zong, dacht of deed een diepere betekenis zochten. Aan zijn platen hadden ze niet genoeg; zelfs zijn vuilniszakken werden doorzocht. Een verhuizing van New York naar het landelijke Woodstock mocht niet baten: ‘Volgens mij waren er in alle vijftig deelstaten onder drop-outs en drugsverslaafden routekaarten naar onze boerderij uitgedeeld.’…

…Geen goed woord heeft Dylan over voor al die mensen die in hem een grote ziener zagen. Griezels noemt hij ze, vogelverschrikkers, dwaalgasten... ‘Ik kon die lui wel in de fik steken.’ Zelfs in zijn naaste omgeving werd hoog tegen hem opgekeken. Maar: ‘Mijn fantasie was een negen-tot-vijf bestaan, een rijtjeshuis met een wit hek in een straat met bomen en roze rozen in de achtertuin.’….

… Zijn liefde voor muziek blijkt niet op te houden bij zijn eigen generatie. In het hoofdstuk over de opnamen van Oh Mercy schrijft hij dat hij Mick Jones, de ‘elementaire gitarist’ van punkgroep The Clash, voor zijn band had willen vragen. (…) De rappers die het voor het zeggen hadden toen Dylan werkte aan Oh Mercy konden hem eveneens bekoren. Ice-T, Public Enemy, N.W.A. en Run DMC; het waren volgens Dylan de nieuwe dichters. (…) Verrassend is Dylans coming out als Sinatrafan. Vooral van diens Ebb Tide was hij als jongen onder de indruk: ‘Als Frank dat lied zong, kon ik alles in zijn stem horen: dood, God, het universum, alles.’ Dat zijn al grote woorden, maar echt lyrisch wordt Dylan pas als hij komt te spreken over countryzanger Hank Williams, die hij beschouwt als zijn grote leermeester als het gaat om het schrijven van songs: ‘Als ik Hank hoor zingen, stopt elke beweging. Het minste gefluister is bijna heiligschennis.’ Gaat toch een beetje de kant op van het soort verering dat hij zo verafschuwt als het om hemzelf gaat….