Bladen
Traditie in Roemenië moet wijken voor manele
Jaap Scholten reisde af naar Clejani, de plaats waar de muzikanten van Taraf de Haïdouks vandaan komen. Zigeuners spelen muziek om te dansen (de cingherit), om te eten (de meseli) en voor de doden (de petrecere). Voor hun volgende cd gaan de Taraf de Haïdouks motieven van Bartók gebruiken. Invloeden uit klassieke muziek zullen verweven worden met het repertoire dat de Haïdouks op huwelijken en doopfeesten spelen, de cântece batrânesti. Over de muziek sprak Scholten met Dumitri Baicu, alias Cacurica, die jarenlang deel uitmaakte van het orkest en met Gheorghe Anghel Caliu, de huidige prímás van de groep. Enkele citaten uit de reportage:
(...) Cacurica is een muzikant van het uitstervende soort. De Roemeense lautari, met een traditie die teruggaat tot de Middeleeuwen, verdienen hun kost voornamelijk met spelen op huwelijken, doopfeesten en begrafenissen. Maar er is steeds minder emplooi voor ze. Tranen stromen over Cacurica's verweerde gezicht: „Als ik morgen dood ga, krijg ik geen fatsoenlijke begrafenis. Ze zullen me in een kuil donderen, maar toen ik zong, toen hielden de zigeuners van mij! Toen hielden de mensen van Cacurica!" (...)
(...) Door buitenlandse invloeden en de opkomst van elektronica dreigen de lautari van de oude school te verdwijnen. Sinds 1989 is het aantal feesten waar de zigeunermuzikanten kunnen spelen sterk afgenomen. Waar vroeger de status van de gastheer werd afgemeten aan het aantal muzikanten, gebeurt dat nu aan de omvang van de boxen en hoeveelheid elektronische apparatuur. (...)
(...) De ‘taraf' ter gelegenheid van ons bezoek aan Clejani is samengesteld uit vijf man. Een taraf is een band die meestal bestaat uit familieleden en met een samenstelling die wisselt naar gelang de wensen en de portemonnee van de opdrachtgever. Voor een onbelangrijk feestje volstaan drie muzikanten; voor een beetje huwelijk heb je er minstens zes nodig, maar zeven of acht is beter, zodat ze zich in twee groepen kunnen splitsen, met in elke groep een viool en een cimbaal, of een accordeon als harmonisch instrument. Vijf is een zeer respectabele ontvangst-taraf. (...)
(...) Cacurica: „In mijn tijd duurde een huwelijk vijf of zes dagen, nu nog maar drie of vier."
Caliu: „We spelen tot vier uur 's nachts, slapen dan twee uur en zijn dan weer klaar om te spelen. Zaterdag, zondag en maandag, achter elkaar gaat het door." (...)
(...) Caliu: „Ik heb nooit muziekles gehad. Ik was altijd in de buurt van muzikanten, mocht in dezelfde kamer zijn. In mijn jeugd dacht ik niet aan vrouwen. Ik droomde zelfs niet van vrouwen. Ik dacht alleen maar aan de muziek. Maar de jeugd nu is anders. Dat komt door de Nieuwe Democratie. We moeten accepteren dat de jonge generatie onze muziek niet meer wil spelen. De jongeren zetten de traditie niet meer voort, nu is de oriëntaalse muziek gekomen. Zelfs de grote sterren zingen nu manele. Het is Roemeense muziek over geld verdienen en grote meneren." (...)
(...) Zijn vrouw is twee maanden geleden overleden, zegt hij, en heft een eeuwenoud liefdeslied aan, waarin hij zich vertwijfeld afvraagt waar zijn wilde jeugd is gebleven. De muzikanten grijpen hun instrumenten. Cacurica huilt en zingt, hoe hij op een zomerse dag met zijn grote liefde het bos ingaat: „Van het pad gingen we af. Mijn knieën knikten, mijn hart begaf het. Groen woud, woud groen, alsjeblieft, bewaar je geheim."
Je moet wel van steen zijn wil je geen kippenvel van deze stem krijgen. Het verdriet over alles dat voorbij is galmt door de kleine kamer. Cacurica zingt hoe het hart breekt als de grote liefde op het bladerdek van het bos wordt neergespreid. Een nest wordt voor haar gemaakt onder de zachte schaduw van braamstruiken.
De tranen stromen over Cacurica's wangen terwijl hij kermt, met een trillende wijsvinger naar de hemel gericht: „Wahaaaj, wahaaaj." En met de andere hand geeft hij aan dat de muzikanten moeten dempen. Al is het maar hier, in een godverlaten uithoek op de vlakte van Wallachije - voor even heeft Cacurica weer de leiding. (...)
De volledige reportage is terug te lezen op www.nrc.nl.