Elke week verschijnt in het NRC Handelsblad een column van Guus Middag over Nederlandstalige liedjes. Vandaag schrijft hij over Opzij van Laïs. Hier volgen enkele citaten:
Het Vlaamse a capella-trio Laïs zingt meestal middeleeuwse liederen. Maar tussen De Drie Maagdekens, Hymne en De Klacht Van Een Verstoten Minnares duikt op hun nieuwe cd Douce Victime opeens een bekend deuntje op. Het heet Opzij. (...) Het is (...) een lied van Herman van Veen uit 1979. (...)
(...) Nu werd dit lied (...) opeens gezongen door de mooie middeleeuwse stemmen van Annelies Brosens, Nathalie Delcroix en Jorunn Bauweraerts van Laïs. Als was het een lied onlangs aangetroffen in een nieuw Antwerps Liedboek of op een tot nu toe over het hoofd geziene bladzijde van het Gruuthuuse-handschrift. (...)
(...) Het ging over mensen met ongelofelijke haast, zeiden ze, die te laat waren, en daarom maar een paar minuten tijd hadden, en dus niet langer konden blijven. (...)
(...) Dat is de mededeling van het lied, in ongeveer een halve minuut gedaan, waarna het nog bijna drie minuten doorgaat met herhalen en, dat vooral, versnellen. (...) Zo drukt de vorm nog eens uit wat de woorden meedelen: het moet sneller, sneller, sneller. Typisch twintigste-eeuwse haast, had ik bij het zingen altijd gedacht. (...)
(...) Misschien was het niet de bedoeling van Laïs, maar je hoort er nu aan af dat ze het vroeger in de Middeleeuwen ook wel eens druk moeten hebben gehad. (...) In de nauwe steegjes en op de drukke marktpleinen moeten ze elkaar ook toen al in de rug hebben geprikt en op de hakken getrapt, zeggende 'opzij, opzij, opzij'. Daar zou nog veel meer over te vertellen zijn, maar nu even niet, want ik heb ongelofelijke haast. Een andere keer misschien.