-door Mirjam Adriaans-
Wie een beetje op de hoogte is van de folkgeschiedenis van Noord-Brabant, en meer in het bijzonder de regio Helmond en Eindhoven, zal ongetwijfeld Bart van Asten kennen. Deze muzikant is al jarenlang betrokken bij diverse bands, onder meer Tinkers, Drinkers & Dreamers en Mannen met Baarden. Maar zijn verhaal gaat nog veel verder terug, zo blijkt als ik hem de gebruikelijke vragen stuur voor deze column.
In oktober werd het album Blue Mountain Trail gepresenteerd door de Mannen met Baarden, een clubje muzikanten rond Bart van Asten en Martijn Kuijten, niet van dezelfde generatie, wel met een gezamenlijke voorliefde voor Amerikaanse folk. Daar wil ik wel meer over weten, dus vraag ik of ze mee willen werken aan een interviewtje, er niet bij stilstaand dat Van Asten al heel wat jaren meegaat in de regionale folkscene.
Als Bart me vervolgens vast de antwoorden opstuurt over hoe hij ooit muzikant is geworden komen bij mij heel wat herinneringen boven. Niet aan de vroege jaren '70, toen ik nog een kleuter was en geen idee had wat folkmuziek was, maar goede herinneringen uit deze eeuw, aan Folkwoods, Tinkers Drinkers & Dreamers en de Manic Mondays van Ad van Meurs die ik meemaakte in Berlage en De Buut.
Toen ik eind vorige eeuw in Eindhoven kwam wonen had ik geen idee dat er een flinke folkgeschiedenis aan de stad kleefde. Ja, je had natuurlijk Armand, die je toen nog zomaar ergens in het centrum kon tegenkomen met zijn felgekleurde haardos, en de Dubliners kwamen er regelmatig optreden, maar veel verder dan dat reikte mijn folkkennis van de regio niet. Vanaf de eerste editie van Folkwoods in 2000 kwam daar verandering in; hoewel het festival altijd een brede internationale line-up heeft gekend was er ook aandacht voor bands uit eigen land. Bots, Dommelvolk en Deirdre bijvoorbeeld, die bleken alledrie in de jaren '70 van de vorige eeuw hun basis in Eindhoven te hebben. En allengs leerde ik meer mensen, muzikanten en bands kennen.
Zoals Ad van Meurs, die niet alleen muziek maakte als The Watchman, maar ook programmeur was van het festival in de beginjaren en van de Manic Monday, een concertreeks waar ik toen pas kennis mee maakte, maar waar ik direct van ging houden. Sterke singer-songwriters, leuke bands, soms een lokale bak herrie, en of het nou volle bak was of dat er slechts een paar man aan de bar hingen, het ging altijd door en de maandag werd mijn vaste uitgaansavond.
Een band die ik regelmatig tegenkwam, zowel op Folkwoods als in De Buut, Berlage en later ook De Rozenknop in Eindhoven, is Tinkers, Drinkers & Dreamers uit Helmond en omgeving. De groep rond de neven Bart van Asten (gitaar en zang) en Tim van Asten (fiddle, gitaar en zang) stond telkens weer garant voor een lekker partijtje traditionele, veelal Keltische folk, degelijk gespeeld en gezongen, zonder pretenties maar met veel plezier en liefde voor de muziek.
Ze speelden al in 2001 op Folkwoods, en het jaar daarop zag ik ze voor het eerst bij een regulier optreden, bij de Manic Monday in De Buut. Het duurde nog een paar jaar voor ik bij Folkforum (dat rond die tijd het levenslicht zag) betrokken raakte, maar mijn lief maakte al wel foto's. En we gingen vaker kijken als Tinkers Drinkers & Dreamers speelde.
Op Folkwoods in 2010 gaf de band zelfs een gedenkwaardig optreden, Patrick Adriaans schreef toen: "De regen is een zegen voor Tinkers Drinkers Dreamers die, aangevuld met Guy Roelofs, een stevige set degelijke traditionele folk neerzetten in een afgeladen tent. Die helemaal uit zijn dak gaat, omdat band & publiek elkaar vinden in een vlucht voor het water dat buiten met bakken uit de hemel valt. Tinkers Drinkers Dreamers weet op dat moment bij het publiek de juiste snaar te raken."
Die ongedwongen folksfeer vind je op dit moment even niet vanwege de pandemie, maar als het weer mag dan is bij 't Rozenknopje iedereen weer welkom rond de stamtafel. Want daar spelen de Mannen met Baarden maandelijks onversterkt hun klassiekers, van Louis Collins tot Wild Horses, via I Saw The Light naar Will The Circle Be Unbroken en al wat er verder opkomt, meezingen mag uiteraard en meespelen ook als je een instrument meeneemt. Gezellige avonden, die inmiddels resulteerden in een ep en een album, Blue Mountain Trail, dat afgelopen oktober tussen de lockdowns door nog net voor publiek gepresenteerd kon worden in de Knop.
Graag was ik met de mannen aan die stamtafel gaan zitten voor een gesprekje, maar dat komt er niet van vanwege de maatregelen, dus stuur ik mijn vragenlijstje per mail. Als de antwoorden van Bart over zijn muzikale achtergrond binnenkomen zie ik dat zijn verhaal ook een deel van de folkgeschiedenis uit de regio vertelt:
FF: Wanneer ben je begonnen met muziek maken en kun je daar iets over vertellen?
Bart: Ik was vijftien jaar oud toen mijn oudste broer een gitaar kocht. Een rode Lucky Egmond met F-holes. Geslepen stalen snaren. Prachtige gitaar maar zwaar te bespelen. Mijn broer had niet gedacht dat het zo’n pijn aan zijn vingers zou doen.
De gitaar bleef na een aantal weken ploeteren onberoerd in de hoek van onze gezamenlijke slaapkamer staan.
Mijn neef had al een gitaar en leerde van een zwager uit Roermond “nieuwe grepen” zoals toen akkoorden genoemd werden. Ik was bevriend met mijn neef. Gitaar spelen, dat wilde ik ook leren.
Zoals het zich dan niet moeilijk liet raden, leerde ik de grepen weer van hem en die oefende ik dan op die ongebruikte Egmond van mijn broer. Om te beginnen drie akkoorden, E, A en D. en daar kon je heel wat liedjes mee spelen, de hele plaat van Ferre Grignard, Ring Ring I’ve Got To Sing. Mijn neef en ik speelden die liedjes samen, dat vonden we mooi. Zingen, met anderen erbij, durfde ik toen nog niet.
Op de middelbare school waarop ik zat, werd een creatieve week georganiseerd. Ik was inmiddels zestien en we hadden met vrienden het idee opgepakt om ter gelegenheid van die week een skiffle band op te richten. Mijn neef en ik speelden gitaar, een andere jongen speelde wasbord en dan nog een iets oudere jongen, wat vaker blijven zitten, speelde theekistbas. The Second Hand Home Made Jug en Bluesband was geboren. We speelden alles met drie akkoorden, zongen (wij dachten tweestemmig), een ratelend wasbord erbij en de bespeler van de theekist ging steeds, aan de snaar plukkend, op en neer over de hals van de theekist. De “baspartij” had weinig relatie met de akkoorden, maar was wel stuwend.
Het was een geweldig succes. Dit had men in Helmond en omstreken nog nooit gehoord en gezien. Met deze band, die ruim vijf jaar heeft bestaan, speelden we na verloop van tijd door het hele land. Muzikanten, die later weer op andere plekken in het folkcircuit opdoken, hebben deel uitgemaakt van deze, in die tijd beruchte band. Ik noem hier: Ollie Overzier (Deirdre), Ad van Meurs, The Watchman (toen nog elektrische piano), Marc Sohngen (Captain Gumbo) en Guy Roelofs (Tjane).
FF: Heb je ooit in een band gespeeld en zo ja welke?
Bart: Allereerst die jugband. Hier deed ik mijn eerste podiumervaringen mee op. Daarna heb ik in diverse samenstellingen folk en ragtime-achtige muziek gespeeld.
In 1985 kwamen mijn neef en ik Ad van Meurs weer tegen en besloten we om samen Amerikaanse folk te gaan spelen met gitaren, banjo, bas en een drumcomputer. The Perfect Coz’ns, zoals we het gezelschap genoemd hadden, speelde op veel landelijk bekende plekken.
Ik verbleef in die tijd veel in Eindhoven en werd lid van muzikantenvereniging Paraplu. In deze vereniging kwamen veel muziekstijlen bij elkaar. Een country bandje hadden ze er nog niet bij. The Very Girls, met o.a. Ankie Keultjes en Ad en een drumcomputer, was het antwoord op dit gemis. Twee gitaren, een bas, een drumcomputer en drie prachtige vrouwenstemmen, met ieder hun eigen specifieke stemgeluid. Met deze band heb ik een aantal jaren binnen en buiten het countrycircuit gespeeld. Die Countryscene: een grote familie waar je wel of niet bij wilde horen.
In 1992 heb ik het initiatief genomen om samen met muzikanten die ik kende van Paraplu, een band te formeren om Ierse en Engelse muziek te gaan spelen. Deze muziek was vrij lange tijd niet in de “mode”, not done liever gezegd. Nu was de tijd er weer rijp voor. Het mocht weer. We zetten de folkmuziek lekker gruizig neer met gitaren, viool (neef Tim van Asten), mandoline (Karel van Bokhoven), bas, drums en driestemmige zang. Mede dankzij de inbreng van Ruud Sempel op bas en van George Koenraad op drums werd het naast gruizig, ook nog stevig. Naam van deze band: Tinkers, Drinkers, Dreamers (TDD). We hebben bekendheid, een goede naam en een trouwe schare fans opgebouwd.
We hebben diverse malen op Folkwoods, op andere festivals, in Ierse pubs en kroegen gespeeld. Na verloop van tijd had Guinness bedacht dat je net zo goed een tv-toestel in de kroeg kon zetten dan een band. Er werd met een tv aan ook wel fors ingenomen. Een belangrijke markt viel zo voor ons weg.
TDD heeft twee cd’s uitgebracht. Running Roots en A Gap in the Cloud.
Helaas heeft corona de laatste tijd qua spelen veel roet in het eten gestrooid. Tussen alle bandjes door ben ik altijd bluegrass blijven spelen met Jaap Margry. Hij speelde in de Eindhovense band Mountain Dew.
De laatste band die ik hier wil noemen is Mannen met Baarden.
Met Martijn Kuijten (een generatie jonger dan ik) heb ik een duo gevormd en hiermee de basis gelegd voor de repertoirekeuze en de samenzang om met anderen in de kroeg rond de tafel te kunnen spelen zoals dat in Ierland en ook in Amerika een mooie goede gewoonte is. Uit dit duo zijn achtereenvolgens ontstaan: The Rootsclub, de band Mannen met Baarden on stage en vervolgens zonder poespas: Mannen met Baarden, met Karel van Bokhoven op mandoline en Marc Lemmen op bas.
We zijn met de Rootsclub graag geziene gasten in o.a. de Rozenknop in Eindhoven.
Vorig jaar is ons album Blue Mountain Trail uitgekomen. Al eerder hadden we een EP-tje opgenomen waarop Ad ook nog op twee tracks te horen is op slide. Deze staan ook op het album. Ook Mannen met Baarden werd en is, enorm belemmerd door de coronapandemie.
FF: Welke instrumenten bespeel je?
Bart: Ik speel overwegend gitaar, een Gibson J 45 is daarin mijn vaste metgezel. Ik heb in vroegere tijden ook mandoline gespeeld. In de tijd dat de vredesbeweging zich sterk maakte voor het voorkomen van de introductie van de neutronenbom, speelde ik op een mandola, gemaakt van triplex, uit Bulgarije strijdliederen uit de rode stallen van Brecht, Weill en Eisler. Ook partizanenliederen behoorden tot het repertoire.
De laatste jaren heb ik me op het clawhammerbanjo-pad begeven om old time tunes te kunnen spelen en hollering songs te kunnen zingen.
Viool heb ik ooit geprobeerd, mijn hamster en ik werden akelig van mijn “spel”.
Ik ben nog elke dag blij dat mijn oudste broer ooit eens een gitaar had gekocht en daar niet op kon spelen.
FF: Welk instrument gebruik je bij het schrijven van je eigen muziek?
Bart: Gitaar en de laatste tijd ook de banjo.
FF: Wie is je grote muzikale held (meerdere antwoorden mogelijk)?
Bart: Door veel naar platen met verschillende soorten muziek te luisteren is er in de loop van de jaren een lijstje kunnen ontstaan. Eerst de plaat mooi vinden, vaker draaien en daarna wellicht een held voor me kunnen worden. Vaak vond ik vooral de eerste platen van de beoogde held goed. Die eerste platen waren naar mijn gevoel een neerslag van wat er al langer in het vat zat en eruit moest.
Onbetwiste helden zijn geworden:
Keith Richards, speelde in tuning (hoe doet hij het toch, die klankkleur, vroeg mijn onwetende ik zich destijds af). Zijn elementaire, pakkende rifs hebben tot menige hit geleid. (Jumping Jack Flash)
Gene Clark, melancholisch en melodieus, verrassende arrangementen. Plaat: The fantastic expedition of Dillard en Clark.
Big Bill Broonzy, onnavolgbaar traditioneel bluesy gitaarspel.
Kevin Ayers, diepe stem, diepe baspartijen. Platen: Shooting at the moon en Joy of a toy. Chansons, vaak in een psychedelische vorm gestoken.
David Gilmour, smaakvol melodieus gitaarspel met een herkenbaar eigen geluid. Plaat: Atom Heart mother.
Sandy Denny, composities als traditionals, Fairport Convention. Plaat: Liege and Lief.
Als zanger vooral, David Crosby.
En… Anna and Kate McGarrigle!! Plaat: debuutalbum, prachtige liedjes, hemelse samenzang.
Hank Williams, Guy Clark, Townes van Zandt, Paul Simon, Doc Watson, Peter Rowan zijn gaande de tijd ook op mijn lijstje terechtgekomen.
En verder al die andere artiesten die staan voor wat ze doen en hiermee door zijn blijven gaan. In Nederland denk ik dan aan Ad van Meurs alias The Watchman, Jett Rebel en Daniel Lohues. Om nog maar eens een paar namen te noemen.
Wat al mijn helden met elkaar gemeen hebben is dat ze staan voor wat ze doen en zij onmiskenbaar een eigenheid hebben die mij raakt.
FF: Wat betekent folkmuziek voor jou?
Bart: Ik was vijftien toen ik voor het eerst een folkband hoorde spelen. Dit was in een Provadya club in Helmond in een oud fabrieksgebouw aan het spoor.
Ze kwamen uit Antwerpen, Long Frank Jugband met Cees Lemaire in hun midden. Ze speelden Amerikaanse folk en jugband muziek. Ik had dit nooit eerder gezien en gehoord. Dit wilde ik ook: samen met anderen liedjes spelen die verhalen vertelden over te veel whisky, gebruik van cocaïne, gewonnen en verloren liefdes, spoorwegarbeiders en mijnwerkers en gebruik maken van akoestische instrumenten zoals de Skiffle- en Jugbands dat deden.
Dat alles paste in de geest van die tijd: de heersende mores van toen aanvechten.
Als beginnend muzikant waren veel van die liedjes met drie akkoorden voor mij te spelen. Met folkmuziek kon dat.
Kennis gemaakt met folkmuzikanten zoals Woody Guthrie, Pete Seeger en The Weavers. Het waren progressieve Amerikanen die hun muziek gebruikten om de stem van de gewone ploeterende Amerikaan te laten klinken en ook voor hen opkwamen. Die betekenis van folk is voor mij erg waardevol gebleken.
Later kreeg Bob Dylan voor mij ook deze betekenis.
Folkmuziek vertelt over de loop van mensenlevens, al dan niet moeizaam, die voor velen herkenbaar is. Gedeelde smart is per slot van rekening halve smart.
Folkmuziek is in beweging en ontwikkeling gebleven.
De verbondenheid in thema’s en het plezier in samen spelen staan voor mij nog steeds voorop.
Folkmuziek is het waard om levend gehouden te worden.