Vandaag deel 2 over de Geschiedenis van de volksmuziek in Europa, door Crispijn Oomes. De auteur gaat in op de vroege wortels in de Oudheid en de Middeleeuwen.

Oudheid en Middeleeuwen
In de oudheid en de middeleeuwen was bijna alle muziek volksmuziek. De meeste muziek was muziek van het volk: d.w.z. muziek die iedereen kende en zong of speelde. De componist was onbekend: het lied was er en het lied was van iedereen. Gezongen liederen, instrumentale muziek en dans vormden een drie-eenheid: die hoorden altijd bij elkaar. De meeste volksmuziek is dansmuziek. Instrumentale muziek bestond vaak uit een bewerking en omspeling van de vocale muziek. De volksmuziek werd éénstemmig gespeeld door bijv. een fluit, een doedelzak of een vedel, en daarbij begeleid door een trom en/of een bourdontoon (drone, aangehouden bromtoon).

Naast volksmuziek was er kerkmuziek. Men denke aan het Gregoriaans. Het is zeer aannemelijk dat het gregoriaans veel volksliedjes heeft gebruikt en bewerkt. Het is ook zeer aannemelijk dat het Gregoriaans vroeger veel levendiger en gevarieerder werd uitgevoerd dan nu. Men gebruikte bijv. maat en ritme (later werd dat verwijderd, waarschijnlijk omdat dat te frivool werd geacht). Ook gebruikte men waarschijnlijk micro-intervallen (kwarttonen).

Naast de volksmuziek had je wel enkele begaafde kunstenaars (componisten), die kunstliederen schreven (soms tegen betaling van kerk of hof), maar tot 1400 is weinig daarvan bewaard gebleven. Dit is het begin van de kunstmuziek, maar in die tijd stonden volksmuziek en kunstmuziek nog heel dicht bij elkaar. Als je luistert naar Europese middeleeuwse kunstmuziek, doet die sterk denken aan volksmuziek.

Informatie over het boeken van allerlei ensembles in de wereldmuziek is te vinden op de website van Crispijn Oomes: www.speelman.nl.